Als het glas half
leeg is, is het dan bijna leeg? Of is het juist nog halfvol? Kijkt u meestal
naar datgene wat voorbij is of richt u uw blik liever op wat nog komen gaat? En
bent u daar dan optimistisch over gestemd?
Optimistische mensen hebben vaak meer succes dan mensen die overal beren op de weg zien en zich daardoor laten afremmen. Maar een zekere dosis realiteitszin is natuurlijk wel een vereiste om te slagen in het leven. Als we geen rekening houden met lastige obstakels die overwonnen moeten worden, kunnen die wel eens onoverkomelijk blijken. Kijk maar naar programma’s als “ Ik vertrek” en soortgelijke, waarin mensen worden gevolgd die - meer of minder goed voorbereid - hun leven in Nederland achter zich laten om elders een nieuwe start te maken. De emigratietendens schijnt overigens alweer af te nemen, hetgeen wel te maken zal hebben met de minder stabiele economische situatie in Nederland en veel andere landen.
Uit
internationale onderzoeken blijkt dat de Nederlanders binnen Europa tot de
gelukkigste volkeren horen. Portugezen voelden zich doorgaans minder gelukkig
dan andere Europeanen. Zou dat te maken hebben met een optimistische houding?
Ik denk het wel, maar er moet natuurlijk wel een grote slag om de arm worden
gehouden, we hebben het over personen en kunnen niet een hele cultuur zomaar
over één kam scheren. Maar de Portugese cultuur, waarin fado een belangrijke
plaats heeft, neigt wel meer naar het melancholieke en beschouwelijke, dan de
Nederlandse “ gewoon doorgaan”-mentaliteit, waarbinnen “problemen” gezien
moeten worden als “uitdagingen”.
Ik ben al bijna
50, zuchtte ons bezoek; de man is net 48 geworden en ik zei dus dat ik dat wel
mee vond vallen. Twee jaar op de tien jaar is toch één vijfde, een flinke slok
op een borrel, maar die wiskundige benadering kon hij niet erg waarderen. Nu
moet ik daarbij zeggen dat ik tot nu toe nog maar één persoon bent tegengekomen
die steeds heel gelukkig is als hij een nieuwe 10-jaren-grens bereikt,
aangezien hij daarmee weer tot de “ jonkies” in de nieuwe leeftijdsklasse
behoort, hetgeen voordelig is voor zijn sportresultaten.
Mijn
schoonfamilie woont in de provincie Beira Baixa, een gebied waar het dagelijkse
leven niet makkelijk is, vooral door de afgesloten ligging, de granieten bodem
en de extreme weersomstandigheden. Ik leerde al heel snel dat je daar beter
niet belangstellend kunt vragen hoe het met iemand gaat; het is lastig de
klaagzang die daar doorgaans op volgt beleefd af te breken. Iedereen zegt dan
ook in één adem: “Bom dia, como está? Vai-se andando, obrigado”, en loopt dan
snel door. In die afgelegen, uitgestorven dorpjes is het begrijpelijkerwijs
moeilijk optimistisch te zijn over de nabije toekomst.
Als u dit leest
is het jaar alweer ver over de helft, voor sommigen
“bijna” afgelopen dus. Het schooljaar is evenwel net pas weer begonnen, dus dat
zorgt weer voor een vrolijke noot in de nazomerse kater. Ik moet tenminste
altijd even slikken als de zomer weer op zijn einde loopt. Gelukkig hebben we
in Portugal meestal een geweldige “oudewijvenzomer”, of
sint-michielszomer (in het Portugees
heet die de “Verão de São Martinho”) en daar geniet ik flink van.
Um abraço,
Karolien van Eck