Een paar maanden
geleden was ik aanwezig bij een rechtszitting van een Nederlandse staatsburger
wiens mate van schuld aan een misdrijf door de rechtbank moest worden
vastgesteld. Op grond van getuigenverklaringen, documenten, verslagen en persoonlijkheidsbeoordelingen
moest de rechtbank bepalen of het gedrag van deze verdachte er wel of niet toe
had geleid dat de handelingen waarvoor hij terecht stond hem daadwerkelijk te
verwijten vielen.
De verdediging
van het slachtoffer was er uiteraard alles aan gelegen de gedragingen van de
verdachte op dusdanige wijze uit te leggen dat hij in een kwaad daglicht kwam
te staan, die partij wilde natuurlijk graag genoegdoening voor de geleden
schade.
Het viel mij
daarbij weer pijnlijk op dat gebrek aan kennis van iemands achtergrond en
cultuur ertoe kan leiden dat diens handelingen op een andere manier worden
uitgelegd dan hetgeen hij had bedoeld en dat dat in het ergste geval er zelfs toe
kan leiden dat iemand daarop wordt veroordeeld of gecensureerd; dus niet zozeer
op grond van zijn - in beginsel goede - intentie maar op hetgeen de ander ziet,
terwijl diens oordeel over de feiten gekleurd is door zijn eigen achtergrond en
cultuur.
Mijn oudste heeft
filosofie op school en we hebben tegenwoordig gesprekken over bijvoorbeeld Aristoteles
en de deugdethiek en Kant en de plichtsethiek – als je handelt zoals het jou
juist voorkomt en dus je plicht doet – je handelt zoals je zelf ook behandeld
wilt worden - dan handel je goed en moet je daarop worden beoordeeld. Maar om de ware intentie van een ander te
beoordelen moet je een en ander natuurlijk wel in het juiste perspectief kunnen
plaatsen.
Terug naar het
concrete geval van de rechtzitting; toen het bedrag werd genoemd van de
uitkering die de Nederlandse (werkloze) verdachte ten tijde van het plegen van
de daden ontving, veranderde hij – hoe je het ook wendt of keert in de huidige
conjunctuur – in de ogen van de aanwezige partijen van arme sloeber in een relatief
“vermogend man”. Het feit dat hij zich ophield in goedkope gelegenheden – hij
at regelmatig in een gelegenheid voor daklozen en sliep in een tentje - was
voor de tegenpartij een duidelijk teken dat hij niet helemaal in orde was en
kwade zin had. De Calvinistische inslag van deze man - van de naoorlogse
generatie - en zijn “doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg”-houding werden
duidelijk niet herkend en erkend en daardoor negatief beoordeeld door een
aantal van de aanwezigen.
En ik moest
denken aan hoe verschillend de kwaliteit “trots” kan worden ingevuld. In de
Portugese cultuur is laten zien wat je hebt – kijk maar naar de geschiedenis
van het land door de eeuwen heen – een uiting van trots. Breed laten hangen,
ook al heb je het niet breed, tegenover trots zijn op wat je bespaart, wat een
meer Nederlandse houding is. Kijk maar eens naar de verschillen in reactie als
je de prijs van een net gekocht item mededeelt; een Nederlander is meestal
trots op een lage prijs, voor een Portugees is het vaak “hoe duurder hoe
beter”. Ik ben ervan overtuigd dat om die reden de markt voor tweedehands
spullen in Portugal nog steeds niet veel succes heeft, alhoewel dat ook snel verandert.
De moraal van dit verhaal
Laten we toch met
z’n allen proberen niet altijd de gedragingen van een ander alleen in ons eigen
kadertje te zien, geef ruimte aan een andere interpretatie en ga ervan uit dat
de ander wellicht handelt uit de juiste overweging en met een plicht- en
deugdethiek die oppervlakkig bezien misschien anders zijn dan die van ons, maar
daarom niet meteen minder waard.
Een beetje Kant,
een beetje Calvijn, een beetje Aristoteles, we maken er gewoon een ouderwetse
hutspot van...
Wilt u meedenken? mail me!
Ook als u vragen hebt over de Portugese
taal zal ik die graag bekijken.