quarta-feira, 19 de setembro de 2012

Politesse


Een prachtig woord, aangereikt door een klant met de vraag of ik daarover wat wilde schrijven. Beleefdheidsvormen en omgangsvormen: hoe krijg je gedaan wat je wilt zonder als een olifant door de porseleinkast te stampen?


Jaren geleden vroeg een cursiste aan me wat het betekende dat de Portugezen haar, bij voorkeur in een volle bus, “Sjensja” in het oor fluisterden. Ze werd er zelfs een beetje rood van en ik moest er ook wel om lachen. Maar toen bedacht ik me wat ze bedoelde: “Com licença” klinkt natuurlijk zo als het snel wordt uitgesproken. Dus ik zei haar dat het “sorry” betekent. Maar dat klopt natuurlijk niet helemaal, want “sorry” oftewel “desculpe” zeg je eigenlijk pas als je iets verkeerds hebt gedaan. “Com licença” is een verzoek om toestemming voordat je iets (verkeerds) gaat doen.
De goede volgorde is dus: Eerst “com licença” zeggen, dán op iemands tenen gaan staan en dán “desculpe” zeggen!

Als iemand je “com licença” vraagt, bijvoorbeeld om zich langs je te wurmen in die volle bus, is het goede antwoord: “se faz favor”. Ook daarmee is iets mis, want de juiste beleefdheidsvorm – de formele vorm die je aanhoudt als je iemand niet kent en dus met “o/a senhor(a)” of “você” aanspreekt – is “se faça favor”. Maar dat hoor je niet zo vaak meer, het minder formele “se faz favor” [suh faasj favoor] is helemaal ingeburgerd. Wat je daarentegen wel vaak ziet en hoort is “Faça favor de (dizer, ler, ...)”, hetgeen “zegt u het maar / leest u dit alstublieft” betekent.

Als je iemand “desculpe” wilt vragen (spreek uit als [desjkoelpuh], en niet als [desjkoelpah] want dát is de informele jij-vorm “desculpa”) verzoek je letterlijk om verontschuldiging. De juiste reactie erop is: “não faz mal” – het is niet erg. Maar dat wordt in de volksmond meestal afgekort tot iets als “faz mal”, wat dus bijna het tegenovergestelde lijkt te betekenen ....

Als je een winkel binnenstapt wil het toesnellende personeel – indien welopgevoed en ingevoerd in de politesse – je soms nog wel eens begroeten met “Pois não, minha senhora, em que posso ajudar?”. Het “pois não”, wat eigenlijk, “nee, inderdaad niet” betekent, heeft in die zin een heel andere betekenis en is bedoeld om op beleefde manier de aandacht te vragen.

Hoe kunt u nu in het dagelijks uw voordeel doen met al deze kennis?
Als u iemand op straat wilt aanspreken om iets te vragen, dan kunt u dat het beste doen door te zeggen “Desculpe (of: se faz favor), posso fazer uma pergunta?”. Als het een vrouw is, kunt u er nog “minha senhora” voor zeggen, maar zeg nooit “meu senhor” tegen een man, in dat geval is “desculpe” voldoende!

Op het terras kunt u de aandacht van de ober vangen door “se faz favor” te roepen en om in de supermarkt veilig door de nauwe gangen te laveren met uw karretje kan het geen kwaad wat “com licença”-s (uitgesproken als [kongliesensa]) rond te strooien.
En als u geholpen gaat worden door een onaardig kijkende meneer of mevrouw achter de balie van een of andere instantie, dan doet een aardig uitgesproken “se faz favor” of “com licença”, vergezeld van een glimlach, wonderen.

Om een gesprekje af te ronden is het van belang te bedenken wanneer u de persoon mogelijkerwijs weer zult zien. Aan het einde van de middag en in de avond zeg je “até amanhã” tegen een buurvrouw, maar tegen de tandarts of de baliemevrouw zeg je liever “até à próxima” of “até à vista” of, nog simpeler, “bom dia / boa tarde, obrigado!”.
Is er grote kans dat je elkaar later op de dag nog ziet, dan zeg je “até já” (tot zo) of até logo (tot straks). Als antwoord op “até amanhã” hoor je nog wel eens de toevoeging “se Deus quiser”, oftewel, als God het wil.

Let op: In het Nederlands voegen we vaak woorden als “misschien” toe aan een vraag: “kunt u me misschien vertellen hoe laat het is?”. Vertaal dat nóóit zo naar het Portugees of u wordt hartelijk uitgelachen! Een simpel “Por favor, tem horas?” is voldoende.

Desculpe als het ditmaal een wat “droog” stukje is geworden,
Um abraço e até à próxima!

Karolien


quarta-feira, 6 de junho de 2012

Lastige taalkwesties en –weetjes, deel III


Een jaar geleden blogte ik over bijna gewone werkwoorden die in de eerste persoon van de tegenwoordige tijd van klinker ruilen. Als voorbeelden gaf ik dormir; “eu durmo”, representatief voor de groep werkwoorden die eindigen  op –ir en met een o in de voorlaatste lettergreep; en vestir; “eu visto” als vertegenwoordiger van een andere groep, namelijk de werkwoorden, eveneens eindigend op –ir, met een e in de voorlaatste lettergreep. 

Het fragiele e/i-syndroom
Ik noem deze fenomenen voor de grap altijd het fragiele o/u-syndroom respectievelijk het fragiele e/i-syndroom.
Daarna zei ik dat er ook werkwoorden zijn die juist van medeklinker veranderen en verder zijn er natuurlijk nog allerlei andere onregelmatigheden, waarover ik dit keer wat meer zal vertellen.
De werkwoorden die we het meest gebruiken zijn natuurlijk ook de werkwoorden die het meeste “slijten” en in de loop van de tijd steeds onregelmatiger worden. De vervoegingen van de werkwoorden ser, estar, ter, ir en vir en andere zeer onregelmatige werkwoorden kunt u makkelijk terugvinden in iedere grammatica of woordenboek en laat ik hier buiten beschouwing. Ik vind het interessanter een zekere regelmaat te benadrukken in de niet-zo-heel-erg-onregelmatige werkwoorden.

Over de vervoegingen in de tegenwoordige tijd van werkwoorden eindigend op –ar kunnen we kort zijn: die zijn regelmatig, met uitzondering van estar en dar.

Over de groep werkwoorden die op –ir eindigen heb ik de vorige keer het meeste wel verteld.

Blijven over de werkwoorden op –er, en daarvan zijn er veel in meer of mindere mate onregelmatig, maar nooit in de wij-vorm! Er is een aantal werkwoorden dat in de ik-vorm onregelmatig is en zelfs van medeklinker verandert. De bekendste voorbeelden zijn saber (weten): “eu sei”,  poder (kunnen/mogen): “eu posso”) en perder (verliezen): eu perco. Van die werkwoorden zijn de overige vormen in de tegenwoordige tijd gewoon regelmatig.

Rare snuiters
Dan is er een groepje van drie werkwoorden die qua onregelmatigheid in de vervoegingen op elkaar lijken: fazer (doen/maken), trazer (brengen) en dizer (zeggen). Zij wijken in de eerste en derde persoon af van de regel: faço; faz / trago; traz / digo; diz. Zoals u ziet ondergaan ze in de eerste persoon een medeklinkerverandering terwijl de onregelmatigheid van de derde persoon alleen maar een eind -e betreft (wat trouwens ook geldt voor het werkwoord querer; “ele quer”). Deze eerste drie werkwoorden hebben overigens een rare afwijking in de toekomende tijd: ze verliezen een hele lettergreep en worden vervoegd als: farei; ... / trarei; ... / direi; ...

Dan hebben we ook nog de beide werkwoorden ler en ver. Gelukkig lijken die vervoegd nét zoveel op elkaar als onvervoegd, alleen de eerste persoon is anders: “eu leio” / “eu vejo”. Helaas is het werkwoord ter helemaal anders versleten... maar dat komt dan ook doordat dat werkwoord ooit uit twee lettergrepen bestond, denk maar aan de Franse vorm ervan: tener, daar zie je de neusklank terug die in de Portugese werkwoordsvervoegingen opduiken.

Genoeg voor vandaag. U ziet, als je zoekt is er in de onregelmatigheid een heleboel logica te ontdekken ;-)
Voor nu, um abraço, Karolien
Ook een taalvraag? Reageer of mail me: karolienvaneck@gmail.com

quinta-feira, 5 de abril de 2012

De terreur van de verkleinwoorden

Scene bij een Portugese winkel: “Aqui tem o troco”, antwoord: “Obrigadinho”. Van mijn lieve nichtje krijg ik “beijinhos com saudadinhas”. Op de nieuwe sociale mediasites lees ik regelmatig zinnen als: “Ik ga nu eens maar eens eventjes een kopje koffie doen”. Nou erger ik mij sowieso heel erg aan dat “doen” – wat is er mis met “drinken” “nemen” of zelfs “nuttigen”? -, maar daarover wilde ik het vandaag niet hebben. Vandaag geldt mijn ergernis het verkleinwoord, en dan vooral het relatieve nut danwel de nutteloosheid ervan. 

Op het Internet lees ik ergens dat Nederlanders erom bekend staan dat ze vaak verkleinwoorden gebruiken. Er staat nog bij: “Voor buitenlanders is dit vaak grappig, alles in Nederland is klein”. Dat is mij eerlijk gezegd nooit zo opgevallen, integendeel. Ik vind in Portugal veel dingen klein en dat geldt zeker voor de mensen die er wonen. Wie moet na de gymles de Pilatesballen weer op de rail boven de deur tillen? (Wie krijgt trouwens sowieso steevast de allergrootste van die ballen toegestuiterd, want: die bénen ...?). Wie wordt geroepen om de pan uit het bovenste kastje te halen? Wie moet altijd naar beneden buigen om te zoenen? Juist.



De mevrouw die ons helpt met het schoonhouden van ons huis is een van de allerkleinste exemplaren die ik ken. Zij heet Maria José, maar iedereen noemt haar Dona Zézinha. Ik doe dat ook, in haar geval is het verkleinwoord zeker niet overdreven. Maar vaak is het dat wél. Ik zou graag een boycot beginnen tegen opmerkingen waarin “maar eens eventjes..” voorkomt – ik bedoel: óf je doet iets goed, en dan mag het best wel “even” duren, of je doet het níet. Punt uit.

Misschien leven de Nederlanders veel te gehaast (ook dat lees ik vaak op het Internet...) en willen we met dat “eventjes” aangeven dat het geen negatief effect zal hebben op de productiviteit. Je hoort en leest dan ook veel minder vaak: “ik ga maar eens eventjes werken”, want dan klinkt het toch net alsof je vijf minuten voordat je dienst afloopt nog wat gaat doen om de indruk te wekken dát...

Ik denk dat het verkleinwoordengebruik – in alle talen die ik ken - vooral te maken heeft met het  karakter van de gebruiker; het heeft wel een hoog schattigheidsgehalte. Maar het moet niet overdreven worden. Mijn man gebruikte, toen hij de Nederlandse taal net begon te spreken, vaak verkleinwoorden, tot vervelens toe, en meldde later pas dat hij dat deed om de keuze tussen “het” en “de” te ontwijken, verkleind is alles “het”, dus dat was veel makkelijker.

Maar goed, er zijn zaken zijn die nu eenmaal verkleind móeten worden, anders loopt het alle spuigaten uit. Ik bedoel, als je “dat varken eens gaat wassen” krijg ik toch andere visioenen. En als ik zeg “ik moet zeggen: dat heb ik netjes gedaan” wil ik dus níet benadrukken dat het net af is.  Maar “eventjes”?, “saudadinhas?”, “obrigadinho?”, alsjeblieft zeg!

Oh ja, dat is waar ook, mijn oma zei altijd “eventjes, eventjes” en ging dan naar het toilet. Daarvan kan ik het schattigheidsgehalte eigenlijk wel inzien...  Het zou dus zomaar kunnen dat ik dat in de toekomst ga gebruiken. U bent gewaarschuwd!

Hebt u een taalvraag? Mail me of laat een reactie achter.

quinta-feira, 1 de março de 2012

Van voor naar achter, ...

Ik kreeg een mailtje van meneer João, een Portugese meneer die jarenlang in Nederland woonde. Hij schreef me om te wijzen op een taalprobleem waar ikzelf ook al meerdere malen tegenaan ben gelopen, het probleem tussen voor en achter of naar voren en naar achteren. Waarom is dat een probleem? Het heeft niets te maken met een groep mensen, bijvoorbeeld militairen, die met zijn allen op een rij staan en die op commando een stap naar voren of naar achteren zetten. Die hele groep mensen zal het er over eens zijn dat “een stap naar voren” een stap betekent de richting waarin je kijkt als je hoofd in een hoek van ongeveer 90° staat met je schouders.

Maar – even tussendoor - als je op een boot vaart, in de richting van de voorsteven - naar voren dus - maar je staat achterstevoren op  het dek, ga je dan naar voren of naar achteren? En dan moet ik meteen denken aan een andere kwestie; namelijk die van de vlieg die stilzit op de stoel van een vliegend vliegtuig; vliegt hij of vliegt hij niet? 

Maar goed, nu ben ik wel heel erg afgedwaald; terug (of misschien juist: verder) naar mijn oorspronkelijke verhaal.

Waar het probleem zit met “naar voren” en “naar achteren” heeft alles te maken met bijvoorbeeld bladeren in boeken. De voorkant van het boek, daar zijn we het over eens, is het omslag met de titel, die je - in onze westerse wereld - linksom openslaat om op bladzijde één te kunnen beginnen met lezen. De achterkant van het boek is de kaft die na de laatste pagina komt. Als je op pagina 50 iets leest dat je even wilt nakijken, want je had het al eerder gelezen, dan blader je naar voren om te kijken op welke pagina dat was, misschien op pagina 45 of nog verder naar voren? Als je naar achteren bladert kom je dichter bij de laatste pagina uit.

Als je ervan uitgaat dat je een boek leest vanaf pagina één tot de laatste pagina, dan maak je dus een reis met als uitgangspunt pagina één en als eindpunt de laatste pagina. Om daar te komen moet je vooruit. Maar als we zeggen “naar voren bladeren” bedoelen we niet naar een pagina met een hoge nummer, maar juist naar een pagina met een lager nummer – in de richting van de voorkant van het boek! 

En daar is het Portugees dus anders dan het Nederlands. De Portugese militairen doen net als de Nederlandse collega’s een stap naar voren, oftewel “um passo à frente” als ze dat wordt opgedragen. Naar achteren, “para trás”, snapt ook iedereen. Maar als Portugezen en Nederlanders samen in boeken gaan bladeren gaat het mis, want als de Portugees “para a frente” bladert, dan worden de paginanummers hoger en meneer João bladerde dus steeds de verkeerde kant op!

Een ander voorbeeld dat hij gaf is dat je “achter de piano” en “achter het stuur” zit. Ook dat is natuurlijk maar raar. De voorkant van de piano is toch juist de kant waar de toetsen zitten, en meestal zit je daar met je gezicht naar toegekeerd – je zit er dus eigenlijk vóór en niet erachter. Dat lossen ze in Portugal anders op, je zit daar “ao piano” en trouwens ook “ao volante”.

Als een opdrachtgever me vraag of ik de vertaling “à frente do original” wil zetten, weet ik dat van me verwacht wordt dat ik het origineel links laat staan en dat ik de vertaling er... uhh ... áchter moet zetten!

Nou, ik kan het me wel voorstellen als u na dit verhaal denkt “ze kan me nog meer vertellen” (inderdaad! en dat zal ik ook best doen, maar nu niet meer). 

Dus blader vooral maar naar voren, nou ja, of naar achteren natuurlijk, dat mag u zelf weten :-)
Um abraço, Karolien

quinta-feira, 16 de fevereiro de 2012

Komen en gaan ...

Bij de beschrijving van een expositie stond er dat het een komen en gaan van mensen was. Mijn oog viel meteen op die uitdrukking “komen en gaan”. In het Portugees zegt men niet “komen en gaan” maar “gaan en komen”. Het Engels doet het net als het Nederlands, maar volgens mij moet je in bijvoorbeeld Frankrijk ook eerst weggaan voordat je weer terug kunt komen.

Ik ga er dan meteen over piekeren hoe dat komt. Logisch lijkt dat je pas (terug) kunt komen als je daadwerkelijk eerst weg ben gegaan oftewel, je je hebt verplaatst. Dan neem je je eigen beweging dus als uitgangspunt. Als je het omdraait (eerst komen en dan gaan) lijkt het alsof je meer focust op de beweging van de anderen, eerst naar je toe en dan van je af.

Maar goed, hoe dan ook, in het Nederlands worden de werkwoorden komen en gaan op een andere manier gebruikt dan in het Portugees. In het Nederlands kunnen deze twee werkwoorden namelijk vaak bijna als synoniemen worden gebruikt. In het Portugees kan dat niet. Je kunt pas het werkwoord ir (gaan) gebruiken als je je daadwerkelijk gaat verplaatsen ten opzichte van de plek waar je bent als je het werkwoord uitspreekt. Vir (komen) kun je alleen gebruiken als iemand of iets anders zich naar je toe beweegt.

Stel je woont in Portugal en je zit aan de telefoon met een vriend in Nederland. Als die vriend in het Nederlands vraagt wanneer je weer eens naar Nederland komt, kun je antwoorden met “ik kom volgende week”. In het Portugees kan dat niet; je zult dan moeten zeggen “ik ga volgende week” (vou para a semana).

Of je staat in de keuken en vanuit de kamer wordt geroepen wanneer je nu eens komt. Ook dan zeg je “ik kom er aan”; die arme native-speaker Portugees moet dan helaas antwoorden: “ik ga eraan”...

Het is dus belangrijk in de gaten te houden waar de verschillende bij het gesprek betrokken partijen zich bevinden. Als je in Portugal met iemand praat over een vriend die vanuit Brazilië naar bijvoorbeeld Engeland reist, dan zul je ook “vir” gebruiken omdat die vriend zich duidelijk een flink eind verplaatst in de richting waar jij je bevindt. Maar als de vriend van Brazilië naar Canada reist, is “ir” natuurlijk het juiste werkwoord.

Het enige moment waarop ook de werkwoorden “komen” en “gaan” in het Portugees ook door elkaar heen kunnen worden gebruikt is als je iemand vraagt om je ergens naar toe te vergezellen. Je kunt dan zowel vragen: “Vens comigo?” als “Vais comigo?”.

Hetzelfde verhaal gaat precies zo op voor de werkwoorden “levar” en “trazer” - meenemen en meebrengen dus. Ook daar moet je duidelijk in de gaten houden dat voor bewegingen (duidelijk) naar de spreker toe “trazer” wordt gebruikt en verder altijd “levar”, ook als je zelf iets meeneemt.

Om nog even terug te komen op de beschrijving van de expositie; in het Portugees bestaat voor de uitdrukking “een komen en gaan” eveneens het zelfstandig naamwoord “um vaivém”, ook daar is de volgorde van “gaan en komen” gehandhaafd!

Hebt u een taalvraag? Mail me!

sábado, 14 de janeiro de 2012

Ode aan de taal

Als u dit leest is 2012 alweer een tijdje aan de gang. Hopelijk hebt u fijne kersttijd gehad en bent u met uw rechterbeen in het nieuwe jaar gestapt. De dagen rond kerst en oud en nieuw zijn bij uitstek geschikt om met de hele familie door te brengen. Bij veel families worden in die tijd spelletjes gespeeld, en dan bedoel ik niet spelletjes op de computer, de DS, de PSP of wat voor elektronische spellen die je ook maar kunt bedenken. Niets ten nadele daarvan overigens, maar alles met mate natuurlijk!


Ik las in de krant dat mede dankzij de digitale versie (Wordfeud), het spelletje Scrabble weer helemaal in is, ouderwets gespeeld als bordspel, met zijn allen rond de tafel. Ik als taallievend mens vind dat natuurlijk een geweldige ontwikkeling. Bij ons thuis zou Scrabble in verschillende talen kunnen worden gespeeld (ware het niet dat mijn mannen en spelletjes... afijn, je kunt niet alles hebben).

Het is natuurlijk hartstikke leuk om met zo’n spel je talenkennis weer wat op te vijzelen. Je kunt afspreken het een keer alleen maar met Portugese woorden te spelen. Woordenboek erbij op tafel, want het moeten natuurlijk wel bestaande woorden zijn. Je kunt ook nog afspraken maken over of werkwoorden wel of niet vervroegd mogen worden, of je kunt een keer een rondje doen met alléén maar vervoegde werkwoorden. Genoeg varianten te verzinnen dus.

Toen ik nog aan groepen les gaf (aan verschillende volksuniversiteiten in Nederland) daagde ik in de periode rond Sinterklaas en kerst de cursisten uit om een gedichtje te schrijven het Portugees. Daar kwamen de mooiste vondsten uit. Het allermooiste gedicht werd gemaakt door een cursist die een grote woordenschat had en veel taalgevoel. Het lukte hem in een paar zinnen zijn frustratie over het niet kunnen schrijven van een gedicht in de Portugese taal, heel mooi onder woorden te brengen. Ik weet het refrein nog: “Tudo o que eu queria, fazer poesia”. Maar ook zo’n oer-Hollands gedicht als “Sint liep te denken wat hij jou moest schenken” kwam in het Portugees eigenlijk heel prima over met woorden als “pensar / dar”, “receber / querer” enzovoorts. Ik las dat in Nederland voor het derde achtereenvolgende jaar de Nationale Gedichtenwedstrijd wordt gehouden. Er werden meer dan 10.000 gedichten ingestuurd! Taal is dan ook gewoon te leuk om er niet creatief mee om te gaan!

Dus... Het is misschien al wat laat, januari is al halverwege, maar maak voor 2012 van het verdiepen van uw kennis van het Portugees en het uitbreiden van uw woordenschat uw goede voornemen! Lees wat vaker de lokale kranten, begrijp gedichten, verslind boeken (als u dat moeilijk vindt, kunt u het boek eerst in vertaling lezen en daarna het Portugese origineel ter hand nemen), kijk Portugese televisie, luister Portugese radio;  u zult op veel momenten de vruchten daarvan plukken! Taal en cultuur zijn nu eenmaal diep met elkaar vervlochten en u heeft vast al gemerkt dat als beide gesprekspartners een vreemde taal gebruiken, het gesprek toch vaak snel doodbloedt.

Ik wens u een taalrijk 2012 toe!
Als u vragen of twijfels hebt over een aspect van de Portugese taal kunt u me altijd mailen.
Um abraço, Karolien


segunda-feira, 2 de janeiro de 2012

Drakenspraak


Misschien merkt u helemaal niks, maar toch denk ik dat u wellicht gaat aanvoelen dat dit stukje heel anders is dan alle andere stukjes die ik u tot nu toe heb voorgeschoteld. Ik ga u iets bekennen. Ik heb dit stukje namelijk niet zelf geschreven. Maar toch heb ik geen plagiaat gepleegd. Hoe kan dat nou?

Vroeger hadden belangrijke mensen (lees: mannen) een secretaresse, of misschien moet ik zeggen “tiepmiep”,  tot hun beschikking. Nou ja in ieder geval – meestal - een juffrouw die alles wat zij zeiden netjes uittypte. Maar ja, dat is niet meer van deze tijd. Vandaag de dag ziet de tiepmiep er héél anders uit...

Vuurspuwen
Sinds een tijdje ondervind  ik aan den lijve wat RSI eigenlijk is. Na te rade te zijn gegaan bij een aantal collega’s heb ik gekozen voor de aanschaf van een programma voor spraakherkenning (onder de veelzeggende naam “Dragon”, de draak dus), zodat ik mijn schouders en armen hopelijk in de nabije toekomst wat zal kunnen ontlasten. Dat betekent dat ik kan vuurspuwen wat ik wil, terwijl de draak alles netjes voor mij uittypt. En ik moet zeggen: het is een zegen!
Maar we moesten wel even aan elkaar wennen. Toen het programma eenmaal op mijn computer gezet was, werd mij gevraagd om gedurende een aantal minuten stukjes tekst voor te lezen zodat de draak aan mijn stem kon wennen. Eerst ging het om een paar stukjes voorgekauwde tekst die ik moest voorlezen. Maar al snel wilde ik zien of het programma daadwerkelijk datgene zou doen waarvoor ik het had aangeschaft.
Ik had met mijn familie al meerdere malen gebrainstormd over dit programma. We hadden allerlei leuke dingen bedacht die we tegen de computer wilden zeggen, in de hoop dat die dan ook - ongecensureerd - daadwerkelijk op het scherm zouden verschijnen.

K***
Nu is het zo dat wij een ietwat problematische relatie hebben met een van onze buren. Al snel opperde mijn oudste zoon dat een goede eerste zin om het programma uit te testen een opmerking zou kunnen zijn over deze buurman. Uiteraard zou dat geen al te aardige opmerking betreffen. De kwaliteit die wij deze buurman willen toedichten is van het kaliber - zoals mijn moeder vroeger zei -: het begint met een “K” en het eindigt op lootzak. Excusez le mot!
Toen ik de headset opzette was ik even stil. Verwachtingsvol stond de cursor te knipperen. Uit respect voor mijn kinderen vond ik dat de eerste zin toch echt die ene moest zijn, dus ik zei luid en duidelijk "de buurman is een k*”. En verrek, opeens stond dat op mijn scherm. Ik wist niet hoe snel ik het weer moest wissen. Vervolgens rolde ik onder de tafel van het lachen, zo hard dat mijn jongens al snel kwam kijken wat er aan de hand was. Vervolgens wilden zij natuurlijk ook proberen of de draak wilde opschrijven wat ze te zeggen hadden. U kunt zich wel voorstellen wat een geweldige middag we hebben gehad.

Zo bleek dat de computer het eigenlijk niet helemaal met ons eens is wat betreft ons oordeel over de desbetreffende buurman. De draak maakt namelijk iedere keer van het K-woord de meervoudsvorm. Dat vinden wij niet erg, hij wordt er niet leuker of minder leuk door. Maar goed, aan enig werk achteraf ontkom ik dus toch niet. Maar dat weegt niet op tegen de vele voordelen, waarvan de allermooiste is dat er veel minder typefouten worden gemaakt!

Hatsjie!
Nu de winter voor de deur staat is er echter wel een ander nadeel te ontdekken aan mijn nieuwe manier van werken... Met het intreden van de regen en de kou heb ik mijn eerste verkoudheid alweer te pakken. Bij elke nies beveelt de draak mij beleefd “zeg dat opnieuw”.

Wat moet ik doen als ik wegens aanhoudende schorheid volledig  hees ben geworden? Ik vrees dat ik dan weer helemaal zelf voor tiepmiep mag spelen....

Abraço, Karolien
(met dank aan de goede tips van o.a. Caby Slootweg van Vertaalbureau Noorderlicht BV)