sábado, 24 de abril de 2010

Mens, “ER”ger je niet … of: Waar een klein woord groot in is

Ik kreeg een mailtje van een kennis waarin de volgende zin stond: “Om 12 uur is er een pauze waarin we erop toezien dat er een broodje gegeten wordt”.

Nou vind ik dat een prachtig voorbeeld om te laten zien dat het Nederlands, dat wij allemaal min of meer probleemloos leerden toen we nog jong(er) waren, helemaal niet zo’n probleemloze taal is ...

Ingewikkeld

Mijn leerlingen klagen er namelijk regelmatig over dat het Portugees zo ingewikkeld is! Voortaan ga ik ze dan met bovenstaande zin om de oren slaan. Wat is er namelijk aan de hand? Er staat wel 3x het woordje “er” in die zin. En waarom staat dat daar, wat is dat voor raar woordje en waarom kan het niet gewoon weg? Ik ben maar eens op zoek gegaan op het onvolprezen Internet en vind dat het woord “er” op wel vijf manieren gebruikt wordt in de Nederlandse taal, waaronder als onderwerp van een passieve zin (het geval bij de zinsdelen “om 12 uur is er een pauze” en “dat er een broodje gegeten wordt”). Over het stukje “waarin we erop toezien” kan ik nog zeggen dat het woord “er” hier een verbinding is aangegaan met het voorzetsel “op”, dat op zijn beurt weer hoort bij het werkwoord “toezien op”. Niet echt makkelijk aan een buitenlander uit te leggen dus!

Se, se, se en nog eens se

Kijken we nu eens naar een lastig geval in de Portugese taal. Ik denk meteen aan het woord “se” (waarmee we in het Groot Woordenboek Portugees Nederlands van Prisma een halve pagina wisten te vullen). We behandelden eveneens vijf verschillende functies van dat woordje, waarvan drie verschillende soorten voornaamwoorden (het onbepaald voornaamwoord “men” of “je, in zinnen als: Aqui fala-se Português - hier spreekt met Portugees; het persoonlijk voornaamwoord “elkaar”, en nog een ander voornaamwoord), het voegwoord “als / indien” (met zes verschillende betekenissen)! Het woord “se” is verder natuurlijk ook een wederkerend voornaamwoord en hoort ook nog bij een aantal werkwoorden als “perguntar se” (vragen of) en “saber se” (weten of).

Hobbels

Kijk, er zijn mensen die nu afhaken (of al hebben afgehaakt, sorry!!!) maar wat ik ermee wil zeggen is dat beide talen een aantal struikelblokken heeft die voor niet-moedertaalsprekers erg lastig zijn. En sommige lijken weliswaar klein van stuk (wat zijn nou 2 lettertjes?) maar blijken flinke hobbels om te nemen!

En dat leidt er weer toe te zeggen dat je om een taal als het Nederlands of het Portugees (goed...) wilt leren, een “open mind” moet hebben en dit soort hobbels eigenlijk moet omarmen als interessante uitdagingen.

Ooit had ik een leerlinge die zich in Portugal eigenlijk niet zo goed thuis voelde; ze miste haar familie en haar werk en voelde zich wat nutteloos in haar nieuwe leven. Maar ze “moest” de taal natuurlijk wel leren ... u voelt het al, ze verzette zich tegen alle kleine en grote hobbels en bekritiseerde alles wat voortkwam uit een andere logica dan die van haar eigen taal.

Liefde

Zoals ik u al eerder probeerde te zeggen, je moet “amor à camisola” hebben om een nieuwe taal te leren, oftewel je moet je ervoor inzetten - maar wel met liefde!

Um abraço, Karolien

quarta-feira, 14 de abril de 2010

Kennis van taal

Via mijn lieve vriend Constant Coolsma kreeg ik het volgende bericht toegemaild dat hij via de Wereldomroep had gelezen:

“ Tweetalig onderwijs goed voor hersenen.

Kinderen die al op jonge leeftijd tweetalig onderwijs krijgen, hebben een beduidend grotere leercapaciteit dan enkeltalige leeftijdgenootjes. Dat zeggen onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel. In Vlaanderen lopen momenteel enkele proeven waarbij een deel van de lessen in het Frans wordt gegeven. Kinderen blijken de lessen in een vreemde taal zelfs beter te onthouden dan in hun eigen taal. Dat komt volgens de onderzoekers doordat de hersenen actiever moeten zijn tijdens de anderstalige les. Ze vergelijken het met sport: hersenen die geprikkeld worden presteren beter, zoals de spieren van een atleet groeien door training.”

Dat kinderen die opgroeien met twee talen beter presteren op school had ik al eerder gehoord. Mijn eigen kinderen hebben wel eens als proefkonijn gediend voor een student aan de Universiteit van Utrecht die precies daarnaar onderzoek deed. Voor een deel is die betere perceptie te verklaren uit het feit dat kinderen die opgroeien met meerdere woorden voor één en hetzelfde concept, beter kunnen abstraheren. Een ding dat (in het Nederlands) “brood” genoemd wordt, kun (en moet) moet je - in Portugal - “pão” noemen, en dus is de relatie concept/woord niet eendimensionaal, maar kunnen meerdere woorden verwijzen naar hetzelfde concept. Dat helpt tweetalige kinderen vervolgens ook bij het begrijpen van minder tastbare concepten en zeker ook bij het leren van nog andere talen.

Zoals u weet vind ik taal erg interessant; het is een middel waardoor een groep mensen elkaar kan begrijpen. Het rare is dat andere mensen, uit een ander taalgebied, die wellicht dezelfde zienswijze hebben en hetzelfde denken over een heleboel dingen, slechts door het feit dat ze toen ze opgroeiden een andere taal hoorden, die ene groep absoluut níet kunnen begrijpen. Ze horen maar wat klanken en weten niet hoe die te interpreteren ...

Een paar jaar geleden was ik op vakantie in Turkije en bevond ik me dus in de situatie dat ik géén idee had waarover de mensen om mij heen zoal spraken. Ik moet zeggen dat ik dat zo voor een korte tijd heerlijk vond! Meestal ben ik in de situatie dat ik – in internationale omgeving – juist degene ben die alles van iedereen begrijpt (of: zou moeten begrijpen). Het feit dat men “brood” in Turkije “ekmek” noemt vond ik bijvoorbeeld bijzonder vermakelijk – die klank lijkt in niets op wat ik met “brood” associeer ...

Ooit was ik in het Noorden van Portugal in een heel klein dorpje. Een oud mannetje zat op een bankje in de middagzon en ik ging naast hem zitten en knoopte een praatje aan. Hij bekeek me en constateerde toen dat ik niet uit het dorp kwam. Nee, zei ik, ik kom niet uit het dorp. Ik vertelde dat ik uit Nederland kwam en probeerde uit te leggen waar dat was. Eerst door Spanje, dan door Frankrijk, België en dan kom je in de buurt. Hij vond het heel interessant. Wat spraken ze dan in dat verre land? Ik legde verder uit, dat het Nederlands een eigen taal is, weliswaar verwant aan het Duits, wel wat weg van het Engels, ... Het was lange tijd stil. Toen sprak hij verwonderd: “ik wist niet dat het Nederlands zo makkelijk te begrijpen is, we zitten al een hele tijd te praten, en alhoewel u anders klinkt dan ik kan ik u eigenlijk heel goed begrijpen!”.

Ik had niet de moed hem te vertellen hoe de vork precies in de steel zit ... en ik hoop dat hij veel succes heeft geoogst onder zijn dorpsgenoten, met zijn mededeling dat hij vloeiend Nederlands verstaat!



Um abraço, Karolien

terça-feira, 13 de abril de 2010

Liefde voor taal

Er zijn van die zinnen die je bijblijven. Gisteren in de auto hoorde ik op de radio Ella Fitzgerald “Cry me a river (‘cause I cried a river over you)” zingen (lang niet gehoord!!) en werd even stil van die zin, onvertaalbaar in zijn eenvoud. En op aanraden van een vriendin beluisterde ik “dochters” van Marco Borsato, waarvan de zin “wat staat de tijd haar goed” mij raakte. Van de Nederlandse tekstschrijvers vind ik Herman van Veen ook heel bijzonder. Hij heeft van een aantal Franse chansons Nederlandse versies gemaakt die ongeëvenaard mooi zijn.

Toen mijn oudste klein was zong ik altijd hetzelfde slaapliedje van José Afonso voor hem (“Dorme meu menino, a estela d’Alva já a procurei mas não a vi...”) en dat hielp hem om rustig te worden. Ik heb die tekst geprobeerd te vertalen naar het Nederlands en er zelfs met een bevriend tekstschrijver naar gekeken. Resultaat: ik heb een aantal versies liggen maar geen een is zo mooi – en simpel - als het origineel.

Even terug naar een meer platvloerse benadering van taal. Ik wil dit keer met u kijken naar een paar voorzetsels. Zinnen bestaan uit informatie-eenheden die aan elkaar worden geplakt door hulpstukjes. Voorzetsels zijn een voorbeeld van zulke hulpstukjes. Weet u nog wat voorzetsels zijn? Dat zijn woordjes die je met “de wagen” kunt combineren, “op de wagen”, “in de wagen”, “aan de wagen”, “bij de wagen”, “met de wagen”, enzovoorts.

Een definitie om het nog duidelijker te maken: (Onze Taal:) “Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is”.

In het Portugees wordt een aantal voorzetsels op een veel logischer manier gebruikt dan in het Nederlands. In het Portugees wordt de plaatsbepaling – waar bevindt zich iets of iemand - altijd aangeduid met het voorzetsel “em”, terwijl in het Nederlands je “op straat” loopt; “in huis” bent; “aan de universiteit” studeert; en “bij de bank” een rekening hebt lopen.

Zit er beweging, bestemming of richting in het werkwoord, dan heb je in het Portugees “para” of “a” nodig (“naar”, “voor”, “om te”). En kijk je naar de herkomst of oorsprong, dan gebruik je “de” (“van” of “uit”). Dit is natuurlijk allemaal erg kort door de bocht – sla het groot Prisma Woordenboek Portugees er maar eens op na! – maar daarom niet minder waar.

Leuk en veel ingewikkelder wordt het als voorzetsels zich aan werkwoorden verbinden en daar een geheel nieuwe betekenis aan geven. Kijk maar eens bij het werkwoord “dar” (geven) dat in combinatie met diverse voorzetsels omgetoverd wordt tot “uitkijken op” (dar para), aantreffen (“dar com”), opmerken (“dar por”), resulteren (“dar em”) en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Heel interessant, maar helaas een nachtmerrie voor wie zich de taal van Camões probeert eigen te maken.

In het Portugees dromen mensen niet van of over elkaar, maar mét elkaar (“sonhar com”), wat natuurlijk veel gezelliger is! Omgekeerd gaan in Nederland de mensen “met de auto” (oh nee, sorry, “met de fiets” natuurlijk!) ergens naar toe, terwijl als we dat letterlijk zouden vertalen, een Portugees begrijpt dat de auto gezellig samen met je mee reist. In het Portugees reis je namelijk “de carro” of “de bicicleta”, alhoewel dat laatste maar mondjesmaat!

Um abraço, Karolien

Break a leg!

(Column uit 2008)

Als je dat zegt, wens je iemand veel geluk toe! Ik heb mij hierdoor laten inspireren ... en mijn linkerarm gebroken. Nu type ik dus een heel stuk langzamer (pas over 10 dagen mag het gips eraf), maar goed, ik type tenminste nog wel! Eerder dit jaar had ik een heel hardnekkige ontsteking in mijn buik, dus inmiddels heb ik het ziekenhuis hier in Caldas da Rainha een heel stuk beter leren kennen (beter dan ik zou willen). Maar dat is wel weer een voordeel, dat ik graag met u deel!

Stel u valt en breekt een arm (klinkt me pijnlijk bekend in de oren): Ten eerste is daar het dilemma: wat doe je en waar ga je naar toe? In Nederland zou ik de huisartsenlijn bellen, maar die is hier niet. Als u naar uw Centro de Saúde gaat dan sturen ze u waarschijnlijk meteen door, want daar worden alleen de gewone gezondheidsproblemen behandeld. Dus is de urgência (eerstehulpafdeling) van het dichtstbijzijnde ziekenhuis de enige oplossing. En daar is het een komen en gaan ...

Elk vakgebied heeft zijn eigen taal of jargon, zo ook de medische wereld en als je de urgência binnenwandelt is het zaak je die taal snel eigen te maken. Meteen bij binnenkomst wordt gevraagd om de cartão de utente (bewijs van opname in het nationale ziekenfondssysteem). Hebt u die niet dan wordt samen uigezocht hoe het zit met de ziektekostenverzekering, maar dat is een heel ander onderwerp waarmee ik u vandaag niet wil vervelen.

Na deze eerste registratie wordt u al snel opgeroepen voor de triagem. Een arts of verpleegkundige bepaalt hoe urgent uw geval is en door wie u verder moet worden geholpen (voor gebroken armen en benen enzo is dat natuurlijk de afdeling imagologia voor een röntgenfoto en verder de ortopedista). Bij de triagem gaat u in principe alleen naar binnen (bij kinderen mag natuurlijk een ouder mee en als er taalproblemen zijn mag iemand mee om daarmee te helpen). U krijgt een stickertje opgeplakt met het n.º de episódio en uw gegevens erop.

Aan het einde van uw avontuur moet u een eventueel recept voor medicijnen bij de receptie laten voorzien van een stickertje of stempel en u moet natuurlijk betalen; de taxa moderadora (eigen bijdrage) als u in het Portugese ziekenfonds bent opgenomen, of de volledige prijs van het consulta en/of de uitgevoerde exames of tratamentos. Voor ziekenfondsverzekerden gaat het gelukkig om lage bedragen, want alle noodzakelijke medische hulp is in Portugal comparticipado.

Misschien hebt u een credencial gekregen, een verwijsbriefje voor verdere behandeling of voor een consulta externa. Die krijgt u trouwens ook van uw huisarts als die u doorverwijst naar een specialist of bijvoorbeeld naar een clínica de análise.

Alle foto’s en resultaten krijgt u overigens mee naar huis, u moet er zelf voor zorgen dat u de juiste informatie de volgende keer weer meeneemt.

En ik beloof u dat ik het de volgende keer weer over wat anders zal hebben. Tot die tijd: (Don’t) break a leg! en u krijgt dit keer van mij maar een halve abraço!

Karolien

Over huppelen, heet, achterwerk en kamelen ....

Zoals u weet heb ik van mijn kennis van meerdere talen mijn werk gemaakt. Waar gewerkt worden, worden fouten gemaakt, zo ook bij mij. Gelukkig maak ik ze niet alleen zelf, ik kom ze ook heel vaak tegen. Nu zijn er fouten en fouten. Je hebt kleine foutjes (die heten in het Portugees “erros de simpatia”!) vervelende fouten, erge fouten en grappige fouten. Over die laatste wilde ik het vandaag hebben. Ik ga u lukraak een aantal voorbeelden voorschotelen:

Op een forum voor mensen die iets met vertaalwerk te maken hebben werd laatst gevraagd naar een “beëindigd vertaler” Portugees. Ik heb er maar niet op gereageerd ...

Toen ik een cursist vroeg zijn huis aan de anderen te beschrijven meldde hij het volgende: “Tenho uma casa grande mas o meu cuzinho é pequeno” ("ik heb een groot huis, maar mijn kontje is klein") Dat is een typische fout met het mannelijk/vrouwelijk, die buitenlanders erg veel maken in het Portugees. Hij bedoelde natuurlijk “a minha cozinha” (mijn keuken). En dan denken de meeste buitenlanders nog: “Ach, ze begrijpen me wel!”.

Een vrouw die Nederlands probeerde leren had in de eerste les twee manieren geleerd om haar naam te zeggen: “Ik heet Maria” en “Ik ben Maria”, zodat ze de tweede les goed dacht te beginnen door me een hand te geven en stralend te vertellen: “Ik ben heet, Maria!”.

Hebt u wel eens geprobeerd een tekst automatisch te laten vertalen door de computer? Dat is vaak het geval bij handleidingen van (elektrische) apparaten. Zo’n tekst mag de fabrikant niets extra kosten en nergens vindt u zoveel rariteiten als in en gemiddelde handleiding. Zo publiceerde Ewout Sanders in zijn weblog “Woordhoek” (NRC Handelsblad) de volgende handleiding bij de ‘YOKO Deluxe Portable Kleur Televisie’:

“1. Rees dit handboek helemaal voor het opereren uw toestel en houd voor verwijzing.”

2. Wanneer een koptelefoon verbind woordt, zal de spreker gehuppeld woorden.”

3. Een arme kleurschilderij mag uit magnetische invloed voortvloeien.”

4. Als elke regelingen nodig zijn, regel de nodige regelingen volgens schilderijcondities.”

5. Als u in het operatie van het toestel moeite hebt, geef schaak eerst door de geïllustreerde lijst van symptomen en correcties. Als de moeite volhardt, schakel uit en breng uw uitdeler in contact.”

Bij een handleiding voor een gezichtscrème was de vertaler duidelijk aan het “knippen en plakken” geweest toen hij schreef: “Smeer de crème vervolgens op uw benen”. Of zou die crème echt zo’n diepgaand effect hebben?

Een vriendin keek vreemd op toen ze in een café geen “chá de camelo” (kamelenthee) bleken te hebben. Ze was vergeten hoe je kamille ook weer in het Portugees zei (camumila).

... en mijn man moest laatst erg lachen toen bleek dat facebook iets anders was dan feestboek!

Um abraço, Karolien

Wel en niet opgevoed

Gisteren gebeurde het weer, ik stond in de keuken voorbereidingen te treffen voor het avondeten en de telefoon ging. Telefoon rond dat tijdstip kan maar twee dingen betekenen; Nederland (“Hallo, hallo, ik denk ik bel even voor een kletsje, oh ja, dat is waar ook, het is bij jullie een uur vroeger en, oh ja, je bent aan het koken, goed, ik bel straks wel terug”) of een verkoper. Wij zijn inmiddels gepokt en gemazeld en trappen zelden nog in zo’n praatje, maar dat was in het begin wel anders.

Toen we hier net woonden werd ik gebeld door een aardige mevrouw die 1. vroeg of meneer X thuis was en toen ik ontkennend antwoordde, 2. vroeg of ik zijn vrouw was, 3. wilde weten wat mijn naam was en 4. vroeg of er iemand in mijn huis wel eens last had van ademhalingsproblemen. Nu ben ik welopgevoed en lieg niet makkelijk, dus zei ik “ja” ... Dát wilde ze horen en vervolgens moest ik háár aanhoren. Toen ik na een half uur zei dat we niet naar de demonstratie van zo’n luchtverversend apparaat zouden gaan kijken en dat we zeker niet van plan waren het ding ooit aan te schaffen, lukte het me om af te ronden, maar met moeite.

Na een paar dagen ging de telefoon weer en alhoewel de stem anders was, was het verhaal dat niet. Dus ik zei dat ik de firma al had gesproken en dat ik géén interesse had. Nu werd me doodleuk verteld dat dat niet mogelijk was, dat het niet om hetzelfde apparaat kon gaan; ik was een leugenaar! Ik reageerde daarop een stuk minder welopgevoed... (voelde wel goed!)

Mijn man werd gefeliciteerd met een gratis weekend, hij hoefde (echt, echt, echt!) alléén maar even langs te gaan bij een hotel vlakbij ons huis en hij zou een voucher krijgen voor dat weekend. Wij gingen er samen naar toe, want vrouwlief moest mee – inmiddels weten we dat dat is omdat de handtekening van één van het echtpaar niet voldoende bindend is. Maar toen we met kinderen en al binnenkwamen schrokken ze even. Na een uur lang mee te hebben gedaan aan een vraag- en antwoordspelletje hadden de kinderen het hélemáál gehad (en wij ook) ... dus zijn we zomaar opgestaan en weggelopen. De eerst zo aardige juffrouw gilde ons na dat we zéér mal-educados waren – de kinderen hebben het er nóg over.

Al die ervaringen hebben me het een en ander geleerd en ik ga u twee welgemeende adviezen geven: ten eerste: vertrouw nooit de telefoon als die om pak-em-beet tussen 19.00 en 20.00 uur rinkelt en ten tweede: gooi uw “buitenlandse charmes” in de strijd. Vergeet alle lessen, vergeet de uren die u hebt geoefend op uw mooie uitspraak en vergeet uw goede manieren. Roep een paar keer “Wáááát?? Kee???? Nou komprendo, spiek inglies?”. Dát werkt, ze hangen zo op.

Maar nu ik er zo over nadenk, misschien wordt u wel nooit gebeld ... het lijkt me dat de call-girls en –boys zich wel twee keer bedenken voordat ze een “Gijsbertus Huisman”, een “Tiemen van Coevoorden” of een “Harrie van der Hoogeduijnen” gaan bellen.

Eens kijken of ik de telefoon niet op míjn naam kan laten zetten ...

Um abraço, Karolien

Geheugentraining

Taal bestaat uit een heleboel verschillende elementen. Een heel belangrijk element zijn natuurlijk de woorden die we gebruiken om zaken uit de werkelijkheid te benoemen, de zelfstandig naamwoorden. Als een kind begint met het gebruik van taal, zal het losse dingen benoemen (te beginnen natuurlijk – meestal - met mama en papa). Door constante herhaling en feed-back van de omgeving zal het kind zich snel heel veel woorden eigen maken en ze op de juiste manier inzetten. Maar ja, een kind heeft dan ook niet veel afleiding bij deze taak (hij hoeft geen brood op de plank te brengen, geen lastige klanten aan de telefoon te woord te staan en niet op zoek te gaan naar een goede verzekering voor zijn auto, om zo maar een paar dingen te noemen) en kan zich volledig wijden aan zijn (taal)ontwikkelingswerk.

Een volwassene die een nieuwe taal wil leren, begint ook meestal met woorden. En je hebt al gauw héél veel woorden nodig, zoals u allemaal vast heel goed weet! Voor woorden die niet zo 1,2, 3 logisch “lijken”, is het verzinnen van ezelsbruggetjes een goede techniek. (Het Portugese woord voor ezelsbruggetjes is overigens “Mnemónica”, een woord dat ík alleen maar kan onthouden door aan mijn vroegere vriendinnetje Monica te denken die wel wat van een ezel had..., maar het woord is natuurlijk afgeleid van de Griekse Titaan van het geheugen, Mnemosyne).

Maar er zijn veel meer technieken die u kunt toepassen om te zorgen dat u zaken niet (zo snel) vergeet, en u kunt er in boeken en op het Internet een hele hoop vinden. Een ding hebben ze allemaal wel gemeen; als u iets niet wilt vergeten, moet u het herhalen, herhalen, herhalen.

Ik geef al sinds zo’n 20 jaar Portugees taalonderwijs aan mensen van allerlei leeftijden en achtergronden en ik houd mijn cursisten altijd voor dat ze hun hersens ervan moeten overtuigen dat de nieuwe informatie belangrijk genoeg is om te onthouden; Onze hersens zijn namelijk erg efficiënt! In het Boeddisme en Lamaïsme wordt het geheugen vergeleken met een enorme kast met planken en laden op verschillende niveaus die constant worden aangepast. Studenten moeten eindeloze rijen namen en feiten uit hun hoofd leren door ze in de "juiste" lade op te bergen zodat ze, als ze ernaar worden gevraagd, die lade weer kunnen openen om de informatie te reproduceren. Maar ja, dat soort concentratie en wil is in onze samenleving wat lastig op te brengen. En wat er dan gebeurt is dat onze hersens de informatie die al een tijdje ligt te verstoffen in een van de laden, snel wegmoffelt en naar kast nummer 26.230 linksachter in de hoek verplaatst, die we dan nooit meer terugvinden!

Dus is het belangrijk ervoor te zorgen dat u de informatie wél gebruikt en dat de laden niet te stoffig worden, en dat betekent dat we – om de Portugese taal te leren – constant situaties moeten opzoeken waarin we die taal tegenkomen en nodig hebben.

Taalonderwijs wordt meestal functioneel uitgesplitst in “spreken”, “luisteren”, “lezen” en “schrijven”. Zorg dus dat u al die taken in uw dagelijks leven verweeft. Dat kan heel leuk zijn hoor! Ik had een cursiste die haar hele huis vol hing met kaartjes en memootjes (zelfs op de rug van de echtgenoot had ze “o meu marido” geplakt ...) en een ander die het memory-spel namaakte met Nederlandse en Portugese woorden. En de WC blijkt een vruchtbare plaats voor rijtjes werkwoordsvervoegingen ... Portugese muziek beluisteren en de teksten meelezen en proberen te vertalen is natuurlijk ook heel leuk.

Als laatste tip kan ik u de verslaving aan een soapserie aanbevelen. Zorg dat de verslaving beperkt blijft tot één serie, anders zit u alleen nog maar binnen en kunt u de andere taalfuncties niet meer oefenen J! Kies een handig tijdstip en volg de soap die dan voorbij komt (pak niet per ongeluk een Braziliaanse, dat is toch weer net anders...). U zult zien hoeveel u leert – niet van de verhaallijnen zelf want die zijn juist zo heerlijk voorspelbaar - maar woorden, zinnen, uitdrukkingen. U hebt dan meteen weer een nieuw gespreksonderwerp voor een praatje met de buren en u pikt onderwijl ook nog heel wat culturele kennis op (zo weet ik nu pas dat chique mensen elkaar “tio” en “tia” (oom en tante) noemen en elkaar maar één zoen geven!). Ik hoop dat ik dat – als ik een chique persoon tegenkom - niet weer ben vergeten!

Um abraço, Karolien

foto van boekenkast

Ik, jij, u, jullie, …

Vorige week zat ik bij een vergadering van de oudercommissie op de school van mijn oudste. Er zat een groep van ongeveer 14 mensen bij elkaar die aardig (door elkaar heen) aan het vergaderen waren. Tot zover nieuw nieuws. Maar, als u zich die groep voorstelt op een Nederlandse school, allemaal betrokken ouders van kinderen op de basisschool, zo ongeveer allemaal in leeftijd variërend van 30 – 50 jaar oud, zouden de leden van die groep elkaar tutoyeren? Ik denk het wel (trouwens, ik weet het wel, nog niet zo heel lang geleden zat ik bij soortgelijke vergaderingen in Nederland...). Vandaag de dag is het zo dat in Nederland het inmiddels bijna not done is om iemand (zeker van je eigen leeftijd) met u aan te spreken.

En nu de groep hier in Portugal. Iedereen sprak elkaar aan met “o senhor” of “a senhora”, en hier en daar kwam er een “você” tussendoor. Alleen degenen die elkaar al langer kenden noemden elkaar “tu”. Tot zover ook niets nieuws, de aanspreekvormen hier zijn nu eenmaal anders en je noemt elkaar pas tu als daarover min of meer afspraken zijn gemaakt. MAAR, ik heb nog steeds absoluut niet door hoe dat werkt! U wel? (Sorry, misschien moet ik zeggen: jij wel?).

Terug naar de vergadering, want daar gebeurde iets wat mij deed opschrikken: bijna aan het eind zei een van de aanwezigen dat hij vond dat we elkaar met tu moesten aanspreken, om eenheid en vriendschap te bevorderen. Als argument werd meteen Spanje genoemd (voor veel zaken, kwalijk of niet, vormt “Spanje” een goed excuus), waar het heel normaal is je collega’s, leeftijdsgenoten, maar ook je baas en meerdere, met tu aan te spreken. De groep viel stil en ondanks dat niemand wilde zeggen dat hij/zij het een oneerbaar voorstel vond, voelde het wel zo. En er ontstond aan het einde ook meteen een tweedeling van tu-happers en você-vasthouders.

Nu is dit een probleem waaraan ik al veel denkuren heb besteed en waarover ik al vele gesprekken heb gevoerd met mijn Portugese vrienden en kennissen. En – gelukkig - iedereen vindt het verwarrend! Een vriend zei stellig dat als iemand je eerst met “a senhora” aanspreekt, je nooit een tu-relatie met die persoon zult krijgen. Maar dat klopt niet, ik heb een tu-vriendin die me eerst zo formeel aansprak.

Wat mij regelmatig overkomt is dat een você-iemand op een leuke middag die we gezamenlijk, met de kinderen enzo, ergens in een parkje doorbrengen, zogenaamd per ongeluk een keer de jij-vorm gebruikt en me dan een beetje vragend aankijkt. Ik hap natuurlijk toe en zeg, ja, laten we elkaar nu toch voortaan met tu aanspreken. Eind goed al goed. Maar nee, nu komt het ergste: De volgende dag stapt zo’n vriendin doodleuk weer over op você! Maar he, ho, dan pik ik het niet meer, eenmaal tu is altijd tu!

Ik denk dat ik maar een T-shirt ga maken met een leuke opdruk in de trant van: tu para sempre of eu e tu (grappig, lijkt net op de titel van een telenovela, zo’n soapserie).

Of ik ga emigreren naar Brazilië, daar is gewoon iedereen você, van de “presidentsjie” tot aan de “mulher dzjie dzjia”. Ik houd u op de hoogte!

Abraço, Karolien

Tolken in de rechtbank

Regelmatig word ik opgetrommeld door een rechtbank om tijdens een zitting op te treden als tolk. Soms bellen de rechtbanken helemaal niet eerst even netjes op, maar sturen ze me meteen een dagvaarding om ter zitting te verschijnen, waarna ik, als ik niet kan of wil gaan, er alleen met een goed excuus onderuit kan komen.
Maar goed, als het niet te ver uit de buurt is - ik word namelijk ook wel eens gebeld door rechtbanken in (excusez le mot) Cú de Judas, dat is de Portugese (ongekuiste) variant van Lutjebroek of Verweggistan – dan wil ik dat wel doen.
Ik weet bijna nooit van te voren om wat voor zaak het gaat, wie de “goeierik” is en wie de “slechterik”. Meestal ben ik ruim op tijd aanwezig maar ik houd me altijd afzijdig en stap niet snel op iemand af, ook om de “tegenpartij” niet de indruk te geven dat vriendjespolitiek aan de orde kan zijn. Een keer werd ik, tijdens de onderbreking van een lange zitting, door de Nederlandse getuige en diens advocaat uitgenodigd om mee te gaan eten. Dat kan lastig zijn, want de tegenpartij ziet mij dan toch meteen als lid van het vijandige kamp.
Rechters zijn meestal niet gewend aan de aanwezigheid van een tolk. In plaats van de vragen te richten aan de getuige c.q. verdachte, richten ze hun vragen aan mij. Dat levert komische situaties op. De rechter vraagt of ik zeker weet dat de getuige bedoelt dat meneer X tijdens het telefoontje met meneer Y niet heeft gehoord dat die met meneer Z had afgesproken dat ... volgt u het nog? Ik ook soms niet. Ik herhaal de vragen maar zo letterlijk mogelijk aan degene voor wie ik vertaal, dus ook of de getuige inderdaad “dat en dat” heeft gezegd en verder vertaal ik ook alle losse opmerkingen tussendoor aan mij gericht, zowel van de rechter of advocaat als van de verdachte of getuige zelf. Dat is de enige manier om ervoor te zorgen dat ik géén partij word bij de ondervraging. Ik praat, dus ik besta, maar ik doe níet mee!!
Sommige advocaten houden erg van negatieve vragen. Dan klinkt het: “weet u zeker dat u níet met hem daarover hebt gesproken?” Dan moet het antwoord “ja” zijn (dat weet ik zeker) maar vaker zegt de ondervraagde “nee” (dat heb ik zeker niet gedaan). En dat zorgt dan weer voor verwarring – die ik dan weer heen en weer moet vertalen. Een keer was ik zo dom om “Sim” te vertalen terwijl de ondervraagde “nee” zei in de hoop die verwarring te voorkomen; dat doe ik dus nooit meer!
Nu kan ik nog heel lang doorgaan over mijn belevenissen als tolk bij rechtzittingen (wat dacht u van het ter plekke notuleren van de akten door de rechter aan de griffier, aan de immer haperende video-ondervraging waarvoor ik vanuit Caldas da Rainha naar Benevente moest (toch wel 1,5 uur autorijden) terwijl de ondervraagde-op-afstand zich in de rechtbank van ... Caldas da Rainha bevond! En dan heb ik het nog niet gehad over de uitbetaling van mijn honoraria die soms jaren op zich laat wachten – en dat is niet overdreven!), maar goed, daarover een andere keer wellicht meer!
Voor nu, um abraço, Karolien

Hier en daar en overal

Toen we nog in Nederland woonden en met onze kinderen (nu inmiddels 9 en 12) naar Sesamstraat keken, heb ik dubbel gelegen om de aflevering waarin Ernie radeloos probeert uit te leggen wat het verschil is tussen “hier” en “daar”. U kunt zich er wel wat bij voorstellen...

In het Nederlands wordt de wereld ingedeeld in twee concepten; Alles wat niet hier is, is daar. In het Portugese begrippenkader wordt een hele dimensie toegevoegd, de wereld wordt ingedeeld in drie plekken. Aqui is de ruimte bij mij in de buurt en ali is níet bij mij in de buurt. Maar er bestaat nog , en dat begrip introduceert “de ander” in het hele verhaal. Het betekent namelijk: daar waar het niet bij mij in de buurt is, maar wel bij jou in de buurt, oftewel “daar voor mij en hier voor jou”. Als je aan iemand vraagt wáár iets is en het antwoord is: , dan hoef je dus niet ver te zoeken.

Er is nog een heel ander vakgebied waarop in Portugal de wereld ook wordt ingedeeld in drie dimensies, waar Nederland er maar twee kent; het huwelijk en met name het huwelijksgoederenrecht. Voor de Nederlandse wet kun je trouwen in algehele gemeenschap van goederen of op huwelijksvoorwaarden. Als er bij het huwelijk geen voorwaarden worden opgesteld (bij notariële akte), dan wordt het een huwelijk in algehele gemeenschap gesloten en zijn alle goederen die de echtgenoten voor en tijdens het huwelijk bezitten, van beiden.

In het Portugese rechtssysteem bestaan er (u raadt het al) drie basisprincipes: comunhão geral de bens, comunhão de adquiridos en separação de bens. Het eerste principe is gelijk aan de algehele gemeenschap van goederen en het laatste betekent dat er geen gemeenschap van goederen is. Voor beide principes is het nodig huwelijksvoorwaarden op te stellen. De tussenvorm, comunhão de adquiridos, oftewel "gemeenschap van aanwinsten", betekent dat alle goederen die tijdens het huwelijk worden verkregen gemeenschappelijk bezit zijn en dat alle goederen die men daarvóór bezat, exclusief toebehoren aan de desbetreffende echtgenoot. En dát is het regime dat geldt als er geen convenção antenupcial is (huwelijksvoorwaarden).

Dus als u op een akte moet vermelden met wie u bent gehuwd en in welk regime, dan moet u er rekening mee houden dat “gewoon, zonder voorwaarden” hier dus heel wat anders betekent! Ik maak bij het vertalen dan ook meestal een voetnoot waarin ik specifiek uitleg welk regime er geldt en of daarvoor huwelijksvoorwaarden zijn opgesteld.

Ik vraag me één ding af: Hoe zou Ernie dat uitleggen?

Um abraço, Karolien

Uit de vertaalpraktijk

Sinds ruim 15 jaar werk ik als beëdigd vertaalster Portugees – Nederlands en vice versa aan heel uiteenlopende projecten, eerst in Nederland en nu sinds bijna zeven jaar vanuit Caldas da Rainha.

Als vertaler moet je natuurlijk twee talen héél goed beheersen, maar dat is niet genoeg. Aangezien ik heel veel teksten vertaal met een juridische strekking (denk aan allerlei contracten en overeenkomsten, processtukken, maar ook persoonlijke documenten zoals testamenten, huwelijksvoorwaarden, uittreksels uit de Burgerlijke Stand enzovoorts, enzovoorts) moet – en wil - ik eigenlijk overal wát van weten.

“Letterlijk vertalen wat er staat” kan natuurlijk niet zomaar, daarvoor zijn de regels en conventies vaak te verschillend. En wat bij het ene document vertaald kan worden met “zus”, heeft in een andere situatie opeens “zo” nodig.

Klanten vragen me vaak of een document dat hij of zij ter vertaling aanbiedt goed is, of het genoeg is, of hij/zij daarmee het gewenste doel zal bereiken. Meestal heb ik daarover wel een palpite (gevoel) maar ik leg dan uit dat ik nooit verantwoording kan nemen voor de inhoud van een document en dat de klant zelf goed moet navragen bij de instantie waar de vertaling aangeboden gaat worden, of het inderdaad dáárom gaat.

In dit blog wil ik u graag meer vertellen over mijn veelzijdige beroep en u deelgenoot maken van allerlei – soms vreemde en grappige - situaties die ik tegenkom!

Voor nu, um abraço, Karolien