segunda-feira, 5 de dezembro de 2011

poder, conseguir, saber, wat kunnen we eigenlijk allemaal?

Als je zegt: “ik kan autorijden”, wat bedoel je dan eigenlijk? En als je dan vraagt: “Kan ik hier parkeren?” is het dan hetzelfde “kunnen”? “Ik kán het” riep het net fietsende kind...

Als iemand vraagt: “Kun je pianospelen?” bedoelt hij dan hetzelfde als wanneer de vraag “Kun je op deze piano spelen?” wordt gesteld?

Het antwoord is nee, dat zijn allemaal andere betekenissen en nuances van het werkwoord kunnen. Dat werkwoord kan namelijk op heel veel manieren gebruikt worden. De betekenis hangt af van de context, het is dan ook een hulpwerkwoord. De talige mens heeft daar geen last van, die snapt op basis van de werkelijke situatie meestal heel prima wat de bedoeling is en sluit de verschillende andere mogelijkheden makkelijk uit.

In het eerste voorbeeld: “ik kan autorijden” bedoelt iemand hoogst waarschijnlijk dat het hem is toegestaan een auto te besturen, omdat hij zijn rijbewijs heeft behaald en voldoet aan de leeftijdsgrens enzovoorts. Maar ja, misschien bedoelde hij dat juist niet, want een andere mogelijke interpretatie van de informatie is dat hij het kán – hij weet hoe het moet, hij heeft het geoefend en geleerd (wellicht in tegenstelling tot zijn vriend die het níet “kan”).

Als iemand na een geheeld (voormalig) gebroken been het gips heeft laten verwijderen, zegt hij wellicht: ik kan (weer) autorijden, wat nuttige informatie is omdat dat een  tijdje lang niet mogelijk was. Hier speelt de toestemming geen rol, en evenmin het feit dat hij wéét hoe het moet; de spreker refereert aan het feit dat het weer mógelijk is de taak uit te voeren.

Zeg je “Ik kan pianospelen”, dan zal niet snel iemand verwachten dat de persoon in kwestie daar door middel van een speelbewijs officieel toestemming voor heeft gekregen. Nee, we begrijpen uit die informatie dat de persoon in staat is om alle ingewikkelde activiteiten die nodig zijn om (hopelijk mooie) klanken uit de piano te persen, beheerst, wellicht na lang en veel oefenen.

Snapt u al een beetje waar ik heen wil? Een woord is zoveel meer dan de letters waaruit het bestaat. In een andere taal kunnen de verschillende betekenissen van “kunnen” best een andere vertaling krijgen. Vragen met “kunnen” in de zin van toestemming hebben, wordt in het Portugees dan ook meestal “poder” (Posso estacionar aqui?) , kunnen / geleerd hebben vertalen we met “saber” (Sei falar português) en kunnen in de zin van slagen / lukken wordt conseguir (consegui!, roept het kind, nadat iets is gelukt),

Laten we eens kijken naar de Portugese varianten van ons Nederlandse “spelen”: dat kun je vertalen met “jogar” als het om sport gaat, “tocar” als het om een instrument gaat (“tocar viola”) en brincar als het om spelen zonder vastomlijnd doel gaat (brinquedos is dan ook het woord voor speelgoed). “Estar” daarentegen heeft in het Nederlands weer extra uitleg nodig; bevindt het boek zich in de kast, dan zeggen we “het staat in de kast”. Maar we zeggen “ik ben in Portugal” en “het ligt op je bureau”. Elke taal heeft andere nuances en dat maakt het interessant. En dat is dan ook meteen (een stuk van) de verklaring voor het feit dat machines helemaal niet kunnen vertalen.

Nog eentje dan en dan houd ik weer op. Het verschil tussen “liggen” en “leggen” is voor niet-Nederlanders een ramp ... Alhoewel, niet alleen voor niet-Nederlanders hoor, ik hoorde eens een vrouw heel trots zeggen dat het verschil tussen die twee werkwoorden haar nu eindelijk duidelijk was. Om dat te demonstreren zei ze “Ik heb het woordenboek op tafel gelégd!”

Haar gesprekspartner (meer ingewijd in de Nederlandse taal) reageerde blij verrast en vroeg hoe ze dan eindelijk het verschil had weten te doorgronden. Het antwoord: “Oh, dat stond heel duidelijk in dat woordenboek uitgelegen!”