quinta-feira, 25 de novembro de 2010

Lang leve de sociale voorzieningen!

José is visser. Maar hij is ook gehandicapt want hij mist bijna al zijn vingers. Door een vreemde speling in zijn lot werd hij geboren met twee klauwen in plaats van handen. Zijn ene hand bestaat uit een enorme duim en een bundeltje waarin de aanzet van drie vingers te herkennen is en zijn andere hand heeft de vorm van een grote V.
José is ook erg arm en moest al vroeg met zijn familie mee om de zee op te zorgen dat er ’s avonds wat te eten zou zijn. Als snel begreep hij dat hij buiten Portugal sneller en meer geld kon verdienen en hij monsterde aan op de grote vaart. Jarenlang voer hij de hele wereld over en een groot aantal van die jaren werkte hij in opdracht van een Nederlands bedrijf, met collega’s van allerlei nationaliteiten en achtergronden. Totdat het echt niet meer ging en hij op z’n vijfenvijfigste terugkeerde naar Portugal. Van de Portugese staat ontving hij vervolgens een invaliditeitspensioentje en zijn vrouw “deed een paar huizen” zodat ze net rond konden komen.



Op een dag stond José bij mij op de stoep met een brief van een Nederlandse uitvoeringsinstantie , waaruit bleek dat hij tot aan zijn pensioneren recht had (heeft) op een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit Nederland. Hij snapte de brief maar nauwelijks en geloofde het bijna niet toen ik die voor hem vertaalde.
Hij bedankte me hartelijk voor de tijd die ik had besteed aan zijn bezoek en vroeg me wat de kosten waren. Ik noemde een bedrag en zei dat dat mijn uurtarief was. Hij vroeg of ik hem verder kon helpen met alle correspondentie rondom zijn uitkering en ik meldde dat ik dat zou doen en dat ik steeds als ik een uur werk aan hem had besteed, ik dat zou zeggen, zodat hij me kon betalen en kon bekijken of hij me verder nodig had.

Een lange tijd van wachten, brieven, e-mails, telefoontjes van hem naar mij en van mij naar de uitvoeringsinstantie, bezoekjes en gesprekken brak aan. Doktersonderzoeken moesten worden vertaald en brieven van de Portugese overheid overgelegd. Ik besteedde zo’n 10 uur aan zijn zaak en iedere keer had hij netjes een envelop met geld bij zich als hij weer langs kwam voor een volgende stap in het proces.

Na ongeveer een jaar kwam het verlossende antwoord, niet alleen had José recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, hij had er zelfs recht op met terugwerkende kracht. Met tranen in zijn ogen luisterde hij naar dit geweldige nieuws: iedere maand een vaste uitkering en ook nog een flink bedrag ineens als compensatie voor de afgelopen jaren. Dat bedrag werd niet aan José betaald, maar aan de Portugese sociale dienst die er het tot nu toe aan José betaalde invaliditeitspensioentje mee zou verrekenen, waarna José de rest zou krijgen.

Kort geleden stopte een nieuwe auto voor mijn deur en een stralende José, met zijn vrouw, stapten uit. Als dank voor mijn werk en hulp kreeg ik een laatste envelop, terwijl ik geen werk meer voor hem had gedaan. Ik protesteerde, maar hij wilde er niet van weten en drukte het geld in mijn handen.
Ik heb het maar aangenomen, met dank aan de sociale voorzieningen. Wat héb ik toch leuk werk!

Um abraço, Karolien

sábado, 2 de outubro de 2010

What’s in a name …

Mensen hebben rare namen... Ik moest laatst een hypotheekaanvraag vertalen voor een meneer Leenman, en in de gevangenis zit een jongen die “Treurniet” heet …


Mijn moeder, vroeger onderwijzeres, kan smakelijk vertellen over de kinderen die zij in de klas had. Zo had ze een “Laetitia Louise Maria Naaktgeboren” in de klas en werd “Raymond Vethaak” verbasterd tot “Raaimondje”.




Een Portugees kind kan maximaal zes namen krijgen, waarvan er twee eigennamen zijn en de overige (maximaal vier dus) familienamen.


De eigennamen moeten voldoen aan de officiële Portugese spellingsregels en wat betreft de eerste eigennaam mag er geen twijfel zijn over het geslacht van het kind (dus “João Maria mag bijvoorbeeld voor een jongen en “Maria João” voor een meisje). Er is een lange lijst met namen en schrijfwijzen die wel en niet zijn toegestaan en die bekeken kan (moet) worden voordat het kind wordt geregistreerd.

De laatste jaren zijn voor jongens de oude koningsnamen weer helemaal “in” (Afonso, Henrique, Dinis”). Bij meisjes staat Maria als sinds jaren met stip op nummer één. Ik las op een forum dat in de afgelopen 100 jaar er 2.420.829 Maria’s in Portugal werden geboren.


Buitenlandse namen zijn in originele spelling alleen toegestaan als het gaat om een kind dat in het buitenland werd geboren of geregistreerd of een kind waarvan een van de ouders (ook) een andere dan de Portugese nationaliteit bezit.


Als achternamen mogen de ouders kiezen uit vier van de achternamen die in hun familie voorkomen, en de volgorde ervan mag vrij worden bepaald. Zo kun je dus een naam van je opa, die je zelf niet hebt gekregen, wel weer aan je kinderen geven. Opvallend veel achternamen hebben van doen met bomen en planten, denk aan Pereira, Oliveira, Silva, Figueira, en natuurlijk zijn er ook erg veel namen van religieuze komaf, zoals bijvoorbeeld da Cruz, de Deus, Ramos, dos Anjos, dos Santos, enzovoorts. De tussenvoegsels mogen overigens zonder problemen worden weggelaten en gelden niet als namen.


De Nederlandse wetgeving met betrekking tot de voornaamgeving is, zo valt te lezen op de site van het Meertens Instituut, “te typeren als een 'alles mag, behalve'-constructie, dit wil zeggen: alle voornamen zijn toegestaan, maar er zijn twee uitzonderingen. De ambtenaar van de burgerlijke stand mag een voornaam niet accepteren wanneer die ongepast is of wanneer die overeenkomt met een bestaande achternaam als die niet ook als voornaam gebruikelijk is. Met betrekking tot het aantal te geven namen kent de wet geen beperkingen.”


Dus kan het voorkomen dat een kind drie of zelfs nog meer voornamen heeft. De achternamen zijn daarentegen weer simpel, in principe heeft iedereen één achternaam, die van zijn vader of van zijn moeder, alhoewel er ook wel families zijn met een dubbele achternaam.


U zult in Portugal allemaal wel eens een situatie mee hebben gemaakt waarin er verwarring was over uw naam. Als u uw naam moet opgeven voor algemene doeleinden (een openbaar vervoersbewijs bijvoorbeeld) moet u altijd uw hele naam voluit opschrijven, voorletters worden zelden geaccepteerd.


Alfabetische namenlijsten worden overigens doorgaans op voornaam geselecteerd, houd daar rekening mee als men naar uw registratie zoekt ...


Maar troost u, het kan veel verwarrender! Ik lees op Wikipedia dat in Indonesië de achternaam niet noodzakelijk een familienaam is en dat daardoor de combinatie van voor- en achternamen de identiteit van de persoon bepalen. En soms heeft een Indonesiër maar één naam, zodat van een "voornaam" geen sprake kan zijn. En in Rwanda wordt de achternaam doorgaans bepaald aan de hand van opvallende gebeurtenissen rondom de geboorte, een zegenwens voor de nieuwgeborene of een indruk die de naamgevers van een pasgeboren kind hebben. Zo kan een boreling die vaak lacht de naam Tuyishime krijgen: hij die gelukkig is.


Dat is natuurlijk wel zo makkelijk: ik weet bijvoorbeeld nog niet zo zeker of meneer Treurniet wel voldoende redenen heeft om níet te treuren ... En ik weet ook niet of meneer Leenman er wel in is geslaagd de hypotheek te krijgen die hij nodig heeft...

Dan lijkt mevrouw Naaktgeboren toch opeens heel gewoontjes, vindt u niet?

Abraço, Karolien

terça-feira, 14 de setembro de 2010

Lees teken - Over spaties, komma’s en uitroeptekenergernissen


Snapt u ook soms berichten niet of niet meteen omdat woorden niet aan elkaar geschreven zijn die dat wel hadden gemoeten? Dat levert hilarische teksten op. Zie bijvoorbeeld de titel van dit stukje, er staat: “lees teken”. Deze bijdrage kan dus zomaar een stukje over teken worden. Nu zijn dat heel vervelende beestjes en regelmatig moeten we er een paar van de hond - en als we dan toch bezig zijn ook van onze eigen benen en pijpen – plukken. Ik ben meteen informatie gaan opzoeken over de teek, maar werd daar al snel zo kriebelig van dat ik graag weer terugkeer naar mijn leest..., uhhh lees-teken dus.

Maar eerst nog even over die spaties: Over het onjuiste gebruik daarvan is begin april een boek verschenen onder de vrolijke titel “weg om legging”. Op de site www.spatiegebruik.nl kun je de leukste voorbeelden vinden van woorden-met-een-spatie-te-veel. Wat denkt u van de “laatste school dag” en een cursus “naakt model tekenen”? Er wordt gelukkig ook verteld hoe het moet: “Een samenstelling is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen. Denk aan woorden als tuinbroek (tuin+broek) en badslippers (bad+slippers). Samenstellingen worden in het Nederlands altijd aan elkaar geschreven, om zo aan te geven dat de woorden van de samenstelling bij elkaar horen. Eventueel kan een koppelteken worden gebruikt om de opbouw van de samenstelling duidelijker te maken, maar het gebruik van een spatie in het samengestelde woord is altijd fout”.
Zo, nu kunt u in ieder geval niet zeggen dat u het niet wist. Meteen is overigens duidelijk dat dit probleem nooit zal voorkomen in een taal waar de woorden niet aan elkaar geplakt worden. Een Portugese vertaling van het boek zal er bijvoorbeeld nooit komen.

Maar goed, we hadden het dus over leestekens want daar ging mijn oorspronkelijke ergernis eigenlijk over. Zo vind ik van mezelf dat ik te veel uitroeptekens gebruik als ik berichten en stukjes schrijf. Hetzelfde geldt voor drie puntjes achter een zogenaamd open zin. Bij een korte kreet mag een uitroepteken natuurlijk best en die puntjes staan heel leuk, maar alleen als ze met beleid worden gebruikt. En dus moet ik altijd na het schrijven van mijn stukjes aan de gang met de deleteknop en de backspace. En als ik zo eens om me heen lees, zouden anderen dat ook meer moeten doen ...

Een ander leesteken dat mij nogal bezighoudt is de komma. De regels zijn snel opgezocht, de toepassing is een stuk lastiger. In Portugese teksten wordt veel kwistiger met komma’s gestrooid dan in Nederlandse. De gouden regel dat een komma nooit het onderwerp en de persoonsvorm van een zin mag scheiden lapt menig Portugees aan zijn of haar laars. Als ik aan het vertalen ben moet ik echt opletten dat ik daar niet in mee ga.

Mijn jongste kwam thuis met een grappige oefening over leestekens die ik u niet wil onthouden. (Vertalen heeft evenwel geen zin want dan moeten meteen keuzes worden gemaakt). Het gaat over een oudje die zijn testament maakt en over zijn nalatenschap beschikt, maar helaas net voordat hij vraagtekens, uitroeptekens en komma’s kan zetten overlijdt. De vraag is nu wie het fortuin krijgt:
“Deixo a minha fortuna a meu sobrinho não à minha irmã jamais pagarei a conta do alfaiate nada aos pobres”

Als afsluiter een gedichtje over leestekens van Walter W. Krijthe.
Het heet 'Kortschrijfseltje' en staat in zijn bundel 'Dichtgetijden':

Alsdespatieszwijgen
endeleestekenszijnzoek
zaliknooitdekriebelskrijgen
omtegaanlezenineenboek

wantdeleestekenszijnnodig
omdezinnenzintegeven
enspatiesnietoverbodig
wantgatenvullenhetleven


Um abraço, Karolien

sexta-feira, 13 de agosto de 2010

Dictee

In Nederland gaan stemmen op voor de herinvoering van het ouderwetse woorddictee (zie het artikel in de Telegraaf van woensdag 14 april). Het (woord)dictee is sinds lang uit het schoolprogramma verdwenen en nu blijkt dat kinderen daardoor niet meer goed kunnen spellen.
Nu vind ik (en velen met mij) al jaren dat veel Nederlanders heel slecht spellen. Ik erger me behoorlijk aan de vele spelfouten die ik overal tegenkom. Niet dat ik ze zelf niet ook wel eens maak, maar toch ... Het gaat bij foutloos schrijven enerzijds om het toepassen van simpele en logische grammaticaregels (als je schrijft : ik werk en jij werkt, dan is het logisch dat je ook schrijft: ik vind en jij vindt). Anderzijds gaat het natuurlijk simpelweg om “weten hoe het moet” (waarom schrijf je “toch en nog” en “lijden en leiden” anders terwijl je hetzelfde hoort?). En hoe kom je dat nu te weten? Door héél veel oefenen, oftewel door te schrijven en te lezen. En daarbij komt het principe van het woordbeeld om de hoek kijken.

woordbeeld
Uit diverse onderzoeken is gebleken dat we om een geschreven woord goed te lezen maar een beperkt aantal letters nodig hebben om te weten wat er staat. Voordat we daadwerkelijk gaan lezen schatten we de lengte en de vorm van een woord en dan maakt elke gelezen letter bepaalde woorden van die lengte en vorm waarschijnlijker dan andere, zodat de kans dat we het juiste woord herkennen stapsgewijs toeneemt. Onbewust en héél snel vormen onze hersens dus meteen een aantal mogelijke woorden die worden verworpen of geaccepteerd (trial and error), op grond van de context en bijkomende informatie. Die enorme “lijst” met mogelijke oplossingen moet natuurlijk wel in je hoofd aanwezig zijn. Neurologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de opslag van woordbeelden gebeurt in een net achter Wernicke’s gebied gelegen hersenkwabje, de angular gyrus. Hoe voller die is, hoe meer kans heb je om snel tot de juiste oplossing te komen, zonder het hele woord (lees: alle afzonderlijke letters) te hoeven uitlezen.
Het is overigens natuurlijk ook niet voor niets dat het schrijven ooit begonnen is met het weergeven van tekeningetjes (in sommige talen is dat nog steeds het geval), hetgeen erop wijst dat er een blijkbaar een geheugen is voor beelden, gerelateerd aan taal.
Om het woordbeeldkwabje te vullen, moet je woordbeelden tot je nemen, door te lezen en door te schrijven. Iedereen (dyslectici daargelaten) ziet meteen dat “taard” raar staat terwijl “baard” prima oogt. Dat komt omdat we in ons leven gelukkig al vaak taart hebben gege ... eh, sorry ... gelezen en geschreven!

Dictee
En ja, daar komt dus dat dictee opeens weer om de hoek kijken. Blijkbaar is het verwerven en opslaan van zoveel mogelijk juiste woordbeelden, na alle hervormingen in het schoolsysteem en alle nieuwe leermethodes, een beetje in het gedrang gekomen. Leren moet leuk zijn en, laten we eerlijk zijn, een dictee maken is niet echt leuk ... Mijn oudste zat in ieder geval soms bijna huilend boven zijn boek als het huiswerk weer een “cópia” was; ja, want hier in Portugal is het overschrijven van woorden, zinnen en hele stukken tekst nog een heel geaccepteerde schoolbezigheid, danwel huiswerkopdracht. De eerste keer dat hij met een opdracht tot “cópia” thuis kwam dacht ik nog dat we om een of andere reden een bladzijde uit het boek onder de kopieermachine moesten houden, maar we werden snél uit de droom geholpen!
Mijn jongste heeft een nogal lelijk handschrift en zijn juf laat hem rustig een slecht leesbaar of fout geschreven woord tien keer overschrijven. Ik hoop dan ook dat hun woordbeeldkwabjes inmiddels lekker vol zitten.

korting
Een ding blijft na dit hele verhaal toch wel een beetje aan mij knagen; als we bedenken dat u misschien maar pakweg 70% van alle letters die ik heb ingetypt hebt hoeven lezen om zonder problemen mijn hele stuk te kunnen begrijpen, dan is het een feit dat ik zo’n 30% van mijn werk dus eigenlijk voor Jan met de korte achternaam heb zitten doen...
Ik hoop maar dat u hiervan niets tegen mijn klanten zegt, want - wie weet, ons ben zunig - vragen ze me de volgende keer om een bijbehorende korting.
Um abraço, Karolien

PS: Meer lezen over de verschillende (taal)functies van onze hersens? De Portugese neuroloog António Damásio heeft veel gepubliceerd (in het Engels). Verschillende van zijn werken zijn in het Nederlands vertaald, zoals:
- De vergissing van Descartes - gevoel, verstand en het menselijk brein;
- Ik voel dus ik ben - hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen en
- Het gelijk van Spinoza - vreugde, verdriet en het voelende brein.

quarta-feira, 19 de maio de 2010

Letters en klanken

Gesproken taal bestaat al erg lang. Geschreven taal ook, alhoewel wat minder. Het rare is dat voor beide vormen van taal een aantal regels geldt die niet altijd met elkaar te rijmen vallen. Er is in de loop der tijd natuurlijk erg veel veranderd en ook wel misgegaan bij taal. Dingen die mensen stelselmatig fout zeggen worden na enige tijd geaccepteerd als juist. Regels over hoe we dingen moeten schrijven worden om de zoveel tijd aangepast. Ik vind het altijd erg leuk om te kijken welke dingen in een taal nou echt heel raar zijn en voor verwarring en onenigheid zorgen. Waarom schrijf je “echt” en “zegt” terwijl je hetzelfde hoort? In het Engels doen ze het vaak omgekeerd; dingen die je precies hetzelfde schrijft, op verschillende wijze zeggen, denk maar aan “laughter” en “daughter”, en ga zo maar door.
Het Portugees doet natuurlijk ook mee, alhoewel ik vind dat het geschreven Portugees wel een redelijk hoog “what you see is what you get” – gehalte heeft, als je eerst de regels tenminste even hebt doorgrond. In het Frans gaat een geschreven woord vaak nog een heleboel letters door terwijl je mond allang stilstaat, maar in het Portugees is de laatste geschreven letter ook de laatste die je hoort.

Het Portugees en het Nederlands hanteren hetzelfde alfabet (oké, tot voor kort bestonden de K, Y en W niet in het Portugese alfabet, maar dat is met de nieuwe spellingsregels opgelost, hebben die tenminste íets goeds gebracht!). Maar de vorm die de klank in het echt aanneemt is heel anders. Een Nederlandse ui klinkt heel anders dan een Portugese ui en toen mijn moeder op bezoek was en onze oudste net met die klank bezig was moest ik haar de mond snoeren, in het Portugees klinkt het namelijk als “oei” en dat wilde er bij haar maar moeilijk in! Vandaar overigens dat een vriend die met de auto naar Nederland kwam, erg benieuwd was naar de stad “Oeit” waar bij iedere afslag naar werd verwezen!

Soms is het geen kwestie van hoe je dingen schrijft, maar ligt het simpelweg aan ons onvermogen om klanken daadwerkelijk te onderscheiden of uit te spreken. Een aantal Nederlandse klanken bestaat helemaal niet in het Portugees. Zo ging een collega iedere maand met goede moed de “huuuuuur” betalen, en toch klonk het iedere keer weer alsof hij de “hoer” wilde betalen ...

Het zal u vast wel eens zijn overkomen dat u iets zegt in het Portugees en de ander verbetert u lachend, terwijl u absoluut geen verschil hoort in hetgeen u zei en dat wat de ander zegt. Mijn man en kinderen hebben dat onder meer met de v en de w in het Nederlands. Het verschil tussen bewolking en bevolking horen ze nauwelijks en ze kunnen het ook niet goed zeggen.
Helma, de juf die mijn kinderen elke zaterdag Nederlandse les geeft op het NOB-schooltje in Rio Maior was bezorgd om mijn jongste die woorden als “goed” en “geven” met een r aan het begin schreef, en woorden als “rat” en “roet” juist met een g. Dat komt omdat in het Portugees de begin-r bijna net zoals een Nederlandse g wordt uitgesproken. We zullen extra aan zijn woordbeeld moeten gaan werken!

Onze Nederlandse h is echt een vreselijke letter voor buitenlanders. In het Portugees is dat de enige letter die stom mag zijn (behalve in combinatie met l, c en n) maar in het Nederlands natuurlijk niet. Portugezen die ermee worstelen gaan vaak overcompenseren door in woorden die met een klinker beginnen, een h toe te voegen aan de uitspraak. Dat hoor je trouwens ook vaak als Portugezen Engels spreken.


Mijn leerling Hans moet iedere keer weer lachten als hij als “senhor Ans” wordt aangesproken. Maar hij zegt wel héél gelukkig te zijn dat hij niet in Spanje woont, want daar wordt de begin-h uitgesproken als een g!!!! En “señor Gans” klinkt toch meteen een stuk minder leuk!

Tot de volgende keer,
abraço, Karolien

quarta-feira, 12 de maio de 2010

Bericht uit de bajes

Soms wordt ik gebeld uit de bajes en meestal hoor ik dat al snel aan de speciale achtergrondgeluiden. Het zijn Nederlandse jongens die bellen uit Portugese gevangenissen. Zij zijn veroordeeld voor – bijna altijd – drugsmisdrijven en als hun vonnis eenmaal is bepaald en in kracht van gewijsde is gegaan, hebben zij op grond van internationale wetgeving de mogelijkheid om hun straf uit te zitten in een gevangenis in het land van herkomst. De rechterlijke macht in Nederland moet het proces zoals het is gevoerd natuurlijk wel kunnen begrijpen, om dan op grond van de Nederlandse regels de bijbehorende straf te bepalen. En dus moet het hele proces naar het Nederlands worden vertaald – en bellen ze een vertaler.

Bij ons eerste contact proberen de gedetineerden mij vaak van hun onschuld te overtuigen. Ik zeg dan meteen dat het gelukkig niet mijn werk is om te bepalen of ze al dan niet juist zijn be- en veroordeeld, maar dat ik ze graag verder help door te doen waar ik goed in ben, vertalen.

En dan beleef ik avonturen ...

Ik werd gebeld door de vrouw van een gedetineerde met de vraag of ik voor de vertaling van het proces zorg wilde dragen. Het ging om de handel in drugs en het was een zeer omvangrijk geheel waar ik een tijd mee zoet was. In zo’n proces staat een heleboel persoonlijke informatie over de betrokkenen, de vuile was hangt echt helemaal buiten en er blijven weinig geheimen meer over. Uit het verhaal bleek dat mevrouw zelf ook in dezelfde zaak veroordeeld was en voorwaardelijk op vrije voeten was gesteld. Toen de vertaling klaar was wilde ze die persoonlijk gaan overhandigen bij de Procuradoria Geral da República (die vervolgens zorg draagt voor de verzending naar Nederland).

Ze vroeg of ik mee wilde gaan om haar te helpen alles nog eens toe te lichten en aan te dringen op snelle afwikkeling van de zaak van haar man. We troffen elkaar op een station midden in Lissabon en ze leidde me naar een klein zwart autootje dat midden op de stoep zéér fout geparkeerd stond. Daar zat een snel ventje in met een heel donkere zonnebril. Ik haalde even diep adem: zou ik nu echt instappen, bij een veroordeelde drugsdealer, in een huurautootje met een nogal link uitziend kereltje?

Ik overwoog om het nummerbord achteloos op te nemen en een stiekem SMS-je naar mijn man te sturen, maar voordat ik een besluit kon nemen duwde mevrouw me min of meer op de achterbank en scheurde Jos Verstappen weg.

Vreugdedans
Midden in een van de drukste straten van Lissabon stapten we zomaar uit en staken we over want “het was dáááár”. Gelukkig was alles in orde, de papierwinkel bleek compleet, het proces zou in gang worden gezet en weer buiten deed mevrouw tot immens grote vreugde van het langsstromende verkeer een uitgebreide vreugdedans...

Ik heb nog vage beelden van de terugreis naar het station met een paar spannende momenten want “eigenlijk had je hier geloof ik rechts gemoeten”. Toen ik uitstapte kreeg ik twee zoenen en wisten we even niet wat we moesten zeggen, want “tot ziens” leek niet echt op z’n plaats...

Huwelijksaanzoek?

In weer een andere zaak kreeg ik een paar weken nadat ik mijn vertaling had verstuurd een telefoontje van de klant dat hij heel blij was met de ontwikkelingen. Hij sloot af met de opmerking: “Jij bent een goede vrouw voor mij”. Beter nog, hij zou iedereen in de bajes vertellen wat een goede vrouw ik was. Ik kon alleen maar hopen dat hij op mijn kwaliteiten als vertaalster doelde ...

Als u vanaf nu niets meer van mij verneemt, dan is het mogelijk dat een van mijn volgende avonturen niet goed is afgelopen. Ik troost me maar alvast met de gedachte dat ik “een goede vrouw” ben geweest :-)


Dááág, abraço, Karolien

quarta-feira, 5 de maio de 2010

Koele mama

Sinds kort weet ik dat ik cool ben. Wat is namelijk het geval? Ik keek naar een televisieprogramma waarin jonge mensen laten zien dat ze kunnen zingen (of niet) en een van de kandidaten gaf steeds het antwoord “ja” als ze iets wilde bevestigen. Nou klonk dat niet als ons Nederlandse “ja”, het klinkt meer als “iehjahhhh”. Maar goed, de presentatrice vond dat “muito cool!”

Afrikaanse wortels

Nou is dat helemaal niets nieuws, want sinds jaar en dag gebruiken heel veel Portugezen “ja” als bevestigend antwoord. Het woord is meegenomen door de (Portugese) Afrikanen die in Portugal een beter leven zochten en zoeken. Na het beëindigen van de koloniale oorlogen (kort na de Anjerrevolutie van 1974) waren dat vooral veel Portugezen die soms al generaties lang in Angola en Mozambique woonden en nu “terugkeerden” naar Portugal: de zogenaamde retornados. En natuurlijk komen al jarenlang heel veel Angolezen en Mozambikanen, en ook Kaapverdianen en mensen uit Guiné Bissau en São Tomé e Príncipe naar Portugal. Met hen kwamen een heleboel nieuwe woorden en uitdrukkingen waarvan er veel in het hedendaagse Portugees een plekje hebben gevonden. Zo ook “ja” dus (wellicht onder invloed van het Afrikaans, dus via Zuid-Afrika naar Mozambique?). Maar “ja” is nog niet echt helemaal gewoon, het is nog steeds wel een beetje cool om het te gebruiken. En dus ben ik ook cool, want als ik bij de school op mijn jongens sta te wachten en een van hen stelt me een vraag, dan beantwoord ik die meestal in het Nederlands, dus “ja” of “nee”.

Fixe is cool

Maar er zijn natuurlijk veel meer voorbeelden van coole uitdrukkingen in de Portugese taal, zo betekent het woord “fixe” (spreek uit: fiesh) iets erg leuks, fijns, cools, etc. Als een vriendje van mijn kinderen vertelt dat hij of zij jarig is, zeg ik natuurlijk niet “oh wat fijn voor je, van harte gefeliciteerd en ik wens je een heel fijne dag” ofzo, nee ik knik en zeg: “fixe!” – want dat is pas cool.

Als je iets héél erg fixe vindt, kun je er “bué de” voorzetten, en dan zeg je gewoon “Acho isso bué de fixe”. Je kunt fixe natuurlijk vervangen voor ieder ander bijvoeglijk naamwoord. Je hoort ook vaak bué da huppeldepup, (da met een a in plaats van met een e), maar dat is wel weer érg cool; wie weet draaf je dan – als buitenlander en/of op leeftijd – je doel wel voorbij. De uitdrukking “bué de” (spreek uit boeweh-duh) komt oorspronkelijk uit Angola en betekent veel (vgl. het Franse “beaucoup”). De Portugezen gebruiken het trouwens ook zonder “de” en zeggen dan bué bonito, bué livros, maar dat is volgens de kenners verkeerd (zie o.a. www.ciberduvidas.com).

114-20061024-acf89d.jpg lekker bij mama slapen image by aylah_2008

brrrrrrrrrrr

Even terug naar mijn cool-gevoel. Want de presentatrice sprak dát woord namelijk erg overdreven netjes op z’n Engels uit – zoiets als khoehl dus. Mijn kinderen doen dat niet zo netjes, en ik ben bang dat dat komt omdat het woord natuurlijk erg veel lijkt op een Nederlands woord dat weer iets heel anders betekent ... en zo vrees ik dat ik, als het aan mijn jongens ligt, waarschijnlijk eerder een “koele mama” ben.

Um (warme) abraço, Karolien

sábado, 24 de abril de 2010

Mens, “ER”ger je niet … of: Waar een klein woord groot in is

Ik kreeg een mailtje van een kennis waarin de volgende zin stond: “Om 12 uur is er een pauze waarin we erop toezien dat er een broodje gegeten wordt”.

Nou vind ik dat een prachtig voorbeeld om te laten zien dat het Nederlands, dat wij allemaal min of meer probleemloos leerden toen we nog jong(er) waren, helemaal niet zo’n probleemloze taal is ...

Ingewikkeld

Mijn leerlingen klagen er namelijk regelmatig over dat het Portugees zo ingewikkeld is! Voortaan ga ik ze dan met bovenstaande zin om de oren slaan. Wat is er namelijk aan de hand? Er staat wel 3x het woordje “er” in die zin. En waarom staat dat daar, wat is dat voor raar woordje en waarom kan het niet gewoon weg? Ik ben maar eens op zoek gegaan op het onvolprezen Internet en vind dat het woord “er” op wel vijf manieren gebruikt wordt in de Nederlandse taal, waaronder als onderwerp van een passieve zin (het geval bij de zinsdelen “om 12 uur is er een pauze” en “dat er een broodje gegeten wordt”). Over het stukje “waarin we erop toezien” kan ik nog zeggen dat het woord “er” hier een verbinding is aangegaan met het voorzetsel “op”, dat op zijn beurt weer hoort bij het werkwoord “toezien op”. Niet echt makkelijk aan een buitenlander uit te leggen dus!

Se, se, se en nog eens se

Kijken we nu eens naar een lastig geval in de Portugese taal. Ik denk meteen aan het woord “se” (waarmee we in het Groot Woordenboek Portugees Nederlands van Prisma een halve pagina wisten te vullen). We behandelden eveneens vijf verschillende functies van dat woordje, waarvan drie verschillende soorten voornaamwoorden (het onbepaald voornaamwoord “men” of “je, in zinnen als: Aqui fala-se Português - hier spreekt met Portugees; het persoonlijk voornaamwoord “elkaar”, en nog een ander voornaamwoord), het voegwoord “als / indien” (met zes verschillende betekenissen)! Het woord “se” is verder natuurlijk ook een wederkerend voornaamwoord en hoort ook nog bij een aantal werkwoorden als “perguntar se” (vragen of) en “saber se” (weten of).

Hobbels

Kijk, er zijn mensen die nu afhaken (of al hebben afgehaakt, sorry!!!) maar wat ik ermee wil zeggen is dat beide talen een aantal struikelblokken heeft die voor niet-moedertaalsprekers erg lastig zijn. En sommige lijken weliswaar klein van stuk (wat zijn nou 2 lettertjes?) maar blijken flinke hobbels om te nemen!

En dat leidt er weer toe te zeggen dat je om een taal als het Nederlands of het Portugees (goed...) wilt leren, een “open mind” moet hebben en dit soort hobbels eigenlijk moet omarmen als interessante uitdagingen.

Ooit had ik een leerlinge die zich in Portugal eigenlijk niet zo goed thuis voelde; ze miste haar familie en haar werk en voelde zich wat nutteloos in haar nieuwe leven. Maar ze “moest” de taal natuurlijk wel leren ... u voelt het al, ze verzette zich tegen alle kleine en grote hobbels en bekritiseerde alles wat voortkwam uit een andere logica dan die van haar eigen taal.

Liefde

Zoals ik u al eerder probeerde te zeggen, je moet “amor à camisola” hebben om een nieuwe taal te leren, oftewel je moet je ervoor inzetten - maar wel met liefde!

Um abraço, Karolien

quarta-feira, 14 de abril de 2010

Kennis van taal

Via mijn lieve vriend Constant Coolsma kreeg ik het volgende bericht toegemaild dat hij via de Wereldomroep had gelezen:

“ Tweetalig onderwijs goed voor hersenen.

Kinderen die al op jonge leeftijd tweetalig onderwijs krijgen, hebben een beduidend grotere leercapaciteit dan enkeltalige leeftijdgenootjes. Dat zeggen onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel. In Vlaanderen lopen momenteel enkele proeven waarbij een deel van de lessen in het Frans wordt gegeven. Kinderen blijken de lessen in een vreemde taal zelfs beter te onthouden dan in hun eigen taal. Dat komt volgens de onderzoekers doordat de hersenen actiever moeten zijn tijdens de anderstalige les. Ze vergelijken het met sport: hersenen die geprikkeld worden presteren beter, zoals de spieren van een atleet groeien door training.”

Dat kinderen die opgroeien met twee talen beter presteren op school had ik al eerder gehoord. Mijn eigen kinderen hebben wel eens als proefkonijn gediend voor een student aan de Universiteit van Utrecht die precies daarnaar onderzoek deed. Voor een deel is die betere perceptie te verklaren uit het feit dat kinderen die opgroeien met meerdere woorden voor één en hetzelfde concept, beter kunnen abstraheren. Een ding dat (in het Nederlands) “brood” genoemd wordt, kun (en moet) moet je - in Portugal - “pão” noemen, en dus is de relatie concept/woord niet eendimensionaal, maar kunnen meerdere woorden verwijzen naar hetzelfde concept. Dat helpt tweetalige kinderen vervolgens ook bij het begrijpen van minder tastbare concepten en zeker ook bij het leren van nog andere talen.

Zoals u weet vind ik taal erg interessant; het is een middel waardoor een groep mensen elkaar kan begrijpen. Het rare is dat andere mensen, uit een ander taalgebied, die wellicht dezelfde zienswijze hebben en hetzelfde denken over een heleboel dingen, slechts door het feit dat ze toen ze opgroeiden een andere taal hoorden, die ene groep absoluut níet kunnen begrijpen. Ze horen maar wat klanken en weten niet hoe die te interpreteren ...

Een paar jaar geleden was ik op vakantie in Turkije en bevond ik me dus in de situatie dat ik géén idee had waarover de mensen om mij heen zoal spraken. Ik moet zeggen dat ik dat zo voor een korte tijd heerlijk vond! Meestal ben ik in de situatie dat ik – in internationale omgeving – juist degene ben die alles van iedereen begrijpt (of: zou moeten begrijpen). Het feit dat men “brood” in Turkije “ekmek” noemt vond ik bijvoorbeeld bijzonder vermakelijk – die klank lijkt in niets op wat ik met “brood” associeer ...

Ooit was ik in het Noorden van Portugal in een heel klein dorpje. Een oud mannetje zat op een bankje in de middagzon en ik ging naast hem zitten en knoopte een praatje aan. Hij bekeek me en constateerde toen dat ik niet uit het dorp kwam. Nee, zei ik, ik kom niet uit het dorp. Ik vertelde dat ik uit Nederland kwam en probeerde uit te leggen waar dat was. Eerst door Spanje, dan door Frankrijk, België en dan kom je in de buurt. Hij vond het heel interessant. Wat spraken ze dan in dat verre land? Ik legde verder uit, dat het Nederlands een eigen taal is, weliswaar verwant aan het Duits, wel wat weg van het Engels, ... Het was lange tijd stil. Toen sprak hij verwonderd: “ik wist niet dat het Nederlands zo makkelijk te begrijpen is, we zitten al een hele tijd te praten, en alhoewel u anders klinkt dan ik kan ik u eigenlijk heel goed begrijpen!”.

Ik had niet de moed hem te vertellen hoe de vork precies in de steel zit ... en ik hoop dat hij veel succes heeft geoogst onder zijn dorpsgenoten, met zijn mededeling dat hij vloeiend Nederlands verstaat!



Um abraço, Karolien

terça-feira, 13 de abril de 2010

Liefde voor taal

Er zijn van die zinnen die je bijblijven. Gisteren in de auto hoorde ik op de radio Ella Fitzgerald “Cry me a river (‘cause I cried a river over you)” zingen (lang niet gehoord!!) en werd even stil van die zin, onvertaalbaar in zijn eenvoud. En op aanraden van een vriendin beluisterde ik “dochters” van Marco Borsato, waarvan de zin “wat staat de tijd haar goed” mij raakte. Van de Nederlandse tekstschrijvers vind ik Herman van Veen ook heel bijzonder. Hij heeft van een aantal Franse chansons Nederlandse versies gemaakt die ongeëvenaard mooi zijn.

Toen mijn oudste klein was zong ik altijd hetzelfde slaapliedje van José Afonso voor hem (“Dorme meu menino, a estela d’Alva já a procurei mas não a vi...”) en dat hielp hem om rustig te worden. Ik heb die tekst geprobeerd te vertalen naar het Nederlands en er zelfs met een bevriend tekstschrijver naar gekeken. Resultaat: ik heb een aantal versies liggen maar geen een is zo mooi – en simpel - als het origineel.

Even terug naar een meer platvloerse benadering van taal. Ik wil dit keer met u kijken naar een paar voorzetsels. Zinnen bestaan uit informatie-eenheden die aan elkaar worden geplakt door hulpstukjes. Voorzetsels zijn een voorbeeld van zulke hulpstukjes. Weet u nog wat voorzetsels zijn? Dat zijn woordjes die je met “de wagen” kunt combineren, “op de wagen”, “in de wagen”, “aan de wagen”, “bij de wagen”, “met de wagen”, enzovoorts.

Een definitie om het nog duidelijker te maken: (Onze Taal:) “Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is”.

In het Portugees wordt een aantal voorzetsels op een veel logischer manier gebruikt dan in het Nederlands. In het Portugees wordt de plaatsbepaling – waar bevindt zich iets of iemand - altijd aangeduid met het voorzetsel “em”, terwijl in het Nederlands je “op straat” loopt; “in huis” bent; “aan de universiteit” studeert; en “bij de bank” een rekening hebt lopen.

Zit er beweging, bestemming of richting in het werkwoord, dan heb je in het Portugees “para” of “a” nodig (“naar”, “voor”, “om te”). En kijk je naar de herkomst of oorsprong, dan gebruik je “de” (“van” of “uit”). Dit is natuurlijk allemaal erg kort door de bocht – sla het groot Prisma Woordenboek Portugees er maar eens op na! – maar daarom niet minder waar.

Leuk en veel ingewikkelder wordt het als voorzetsels zich aan werkwoorden verbinden en daar een geheel nieuwe betekenis aan geven. Kijk maar eens bij het werkwoord “dar” (geven) dat in combinatie met diverse voorzetsels omgetoverd wordt tot “uitkijken op” (dar para), aantreffen (“dar com”), opmerken (“dar por”), resulteren (“dar em”) en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Heel interessant, maar helaas een nachtmerrie voor wie zich de taal van Camões probeert eigen te maken.

In het Portugees dromen mensen niet van of over elkaar, maar mét elkaar (“sonhar com”), wat natuurlijk veel gezelliger is! Omgekeerd gaan in Nederland de mensen “met de auto” (oh nee, sorry, “met de fiets” natuurlijk!) ergens naar toe, terwijl als we dat letterlijk zouden vertalen, een Portugees begrijpt dat de auto gezellig samen met je mee reist. In het Portugees reis je namelijk “de carro” of “de bicicleta”, alhoewel dat laatste maar mondjesmaat!

Um abraço, Karolien

Break a leg!

(Column uit 2008)

Als je dat zegt, wens je iemand veel geluk toe! Ik heb mij hierdoor laten inspireren ... en mijn linkerarm gebroken. Nu type ik dus een heel stuk langzamer (pas over 10 dagen mag het gips eraf), maar goed, ik type tenminste nog wel! Eerder dit jaar had ik een heel hardnekkige ontsteking in mijn buik, dus inmiddels heb ik het ziekenhuis hier in Caldas da Rainha een heel stuk beter leren kennen (beter dan ik zou willen). Maar dat is wel weer een voordeel, dat ik graag met u deel!

Stel u valt en breekt een arm (klinkt me pijnlijk bekend in de oren): Ten eerste is daar het dilemma: wat doe je en waar ga je naar toe? In Nederland zou ik de huisartsenlijn bellen, maar die is hier niet. Als u naar uw Centro de Saúde gaat dan sturen ze u waarschijnlijk meteen door, want daar worden alleen de gewone gezondheidsproblemen behandeld. Dus is de urgência (eerstehulpafdeling) van het dichtstbijzijnde ziekenhuis de enige oplossing. En daar is het een komen en gaan ...

Elk vakgebied heeft zijn eigen taal of jargon, zo ook de medische wereld en als je de urgência binnenwandelt is het zaak je die taal snel eigen te maken. Meteen bij binnenkomst wordt gevraagd om de cartão de utente (bewijs van opname in het nationale ziekenfondssysteem). Hebt u die niet dan wordt samen uigezocht hoe het zit met de ziektekostenverzekering, maar dat is een heel ander onderwerp waarmee ik u vandaag niet wil vervelen.

Na deze eerste registratie wordt u al snel opgeroepen voor de triagem. Een arts of verpleegkundige bepaalt hoe urgent uw geval is en door wie u verder moet worden geholpen (voor gebroken armen en benen enzo is dat natuurlijk de afdeling imagologia voor een röntgenfoto en verder de ortopedista). Bij de triagem gaat u in principe alleen naar binnen (bij kinderen mag natuurlijk een ouder mee en als er taalproblemen zijn mag iemand mee om daarmee te helpen). U krijgt een stickertje opgeplakt met het n.º de episódio en uw gegevens erop.

Aan het einde van uw avontuur moet u een eventueel recept voor medicijnen bij de receptie laten voorzien van een stickertje of stempel en u moet natuurlijk betalen; de taxa moderadora (eigen bijdrage) als u in het Portugese ziekenfonds bent opgenomen, of de volledige prijs van het consulta en/of de uitgevoerde exames of tratamentos. Voor ziekenfondsverzekerden gaat het gelukkig om lage bedragen, want alle noodzakelijke medische hulp is in Portugal comparticipado.

Misschien hebt u een credencial gekregen, een verwijsbriefje voor verdere behandeling of voor een consulta externa. Die krijgt u trouwens ook van uw huisarts als die u doorverwijst naar een specialist of bijvoorbeeld naar een clínica de análise.

Alle foto’s en resultaten krijgt u overigens mee naar huis, u moet er zelf voor zorgen dat u de juiste informatie de volgende keer weer meeneemt.

En ik beloof u dat ik het de volgende keer weer over wat anders zal hebben. Tot die tijd: (Don’t) break a leg! en u krijgt dit keer van mij maar een halve abraço!

Karolien

Over huppelen, heet, achterwerk en kamelen ....

Zoals u weet heb ik van mijn kennis van meerdere talen mijn werk gemaakt. Waar gewerkt worden, worden fouten gemaakt, zo ook bij mij. Gelukkig maak ik ze niet alleen zelf, ik kom ze ook heel vaak tegen. Nu zijn er fouten en fouten. Je hebt kleine foutjes (die heten in het Portugees “erros de simpatia”!) vervelende fouten, erge fouten en grappige fouten. Over die laatste wilde ik het vandaag hebben. Ik ga u lukraak een aantal voorbeelden voorschotelen:

Op een forum voor mensen die iets met vertaalwerk te maken hebben werd laatst gevraagd naar een “beëindigd vertaler” Portugees. Ik heb er maar niet op gereageerd ...

Toen ik een cursist vroeg zijn huis aan de anderen te beschrijven meldde hij het volgende: “Tenho uma casa grande mas o meu cuzinho é pequeno” ("ik heb een groot huis, maar mijn kontje is klein") Dat is een typische fout met het mannelijk/vrouwelijk, die buitenlanders erg veel maken in het Portugees. Hij bedoelde natuurlijk “a minha cozinha” (mijn keuken). En dan denken de meeste buitenlanders nog: “Ach, ze begrijpen me wel!”.

Een vrouw die Nederlands probeerde leren had in de eerste les twee manieren geleerd om haar naam te zeggen: “Ik heet Maria” en “Ik ben Maria”, zodat ze de tweede les goed dacht te beginnen door me een hand te geven en stralend te vertellen: “Ik ben heet, Maria!”.

Hebt u wel eens geprobeerd een tekst automatisch te laten vertalen door de computer? Dat is vaak het geval bij handleidingen van (elektrische) apparaten. Zo’n tekst mag de fabrikant niets extra kosten en nergens vindt u zoveel rariteiten als in en gemiddelde handleiding. Zo publiceerde Ewout Sanders in zijn weblog “Woordhoek” (NRC Handelsblad) de volgende handleiding bij de ‘YOKO Deluxe Portable Kleur Televisie’:

“1. Rees dit handboek helemaal voor het opereren uw toestel en houd voor verwijzing.”

2. Wanneer een koptelefoon verbind woordt, zal de spreker gehuppeld woorden.”

3. Een arme kleurschilderij mag uit magnetische invloed voortvloeien.”

4. Als elke regelingen nodig zijn, regel de nodige regelingen volgens schilderijcondities.”

5. Als u in het operatie van het toestel moeite hebt, geef schaak eerst door de geïllustreerde lijst van symptomen en correcties. Als de moeite volhardt, schakel uit en breng uw uitdeler in contact.”

Bij een handleiding voor een gezichtscrème was de vertaler duidelijk aan het “knippen en plakken” geweest toen hij schreef: “Smeer de crème vervolgens op uw benen”. Of zou die crème echt zo’n diepgaand effect hebben?

Een vriendin keek vreemd op toen ze in een café geen “chá de camelo” (kamelenthee) bleken te hebben. Ze was vergeten hoe je kamille ook weer in het Portugees zei (camumila).

... en mijn man moest laatst erg lachen toen bleek dat facebook iets anders was dan feestboek!

Um abraço, Karolien

Wel en niet opgevoed

Gisteren gebeurde het weer, ik stond in de keuken voorbereidingen te treffen voor het avondeten en de telefoon ging. Telefoon rond dat tijdstip kan maar twee dingen betekenen; Nederland (“Hallo, hallo, ik denk ik bel even voor een kletsje, oh ja, dat is waar ook, het is bij jullie een uur vroeger en, oh ja, je bent aan het koken, goed, ik bel straks wel terug”) of een verkoper. Wij zijn inmiddels gepokt en gemazeld en trappen zelden nog in zo’n praatje, maar dat was in het begin wel anders.

Toen we hier net woonden werd ik gebeld door een aardige mevrouw die 1. vroeg of meneer X thuis was en toen ik ontkennend antwoordde, 2. vroeg of ik zijn vrouw was, 3. wilde weten wat mijn naam was en 4. vroeg of er iemand in mijn huis wel eens last had van ademhalingsproblemen. Nu ben ik welopgevoed en lieg niet makkelijk, dus zei ik “ja” ... Dát wilde ze horen en vervolgens moest ik háár aanhoren. Toen ik na een half uur zei dat we niet naar de demonstratie van zo’n luchtverversend apparaat zouden gaan kijken en dat we zeker niet van plan waren het ding ooit aan te schaffen, lukte het me om af te ronden, maar met moeite.

Na een paar dagen ging de telefoon weer en alhoewel de stem anders was, was het verhaal dat niet. Dus ik zei dat ik de firma al had gesproken en dat ik géén interesse had. Nu werd me doodleuk verteld dat dat niet mogelijk was, dat het niet om hetzelfde apparaat kon gaan; ik was een leugenaar! Ik reageerde daarop een stuk minder welopgevoed... (voelde wel goed!)

Mijn man werd gefeliciteerd met een gratis weekend, hij hoefde (echt, echt, echt!) alléén maar even langs te gaan bij een hotel vlakbij ons huis en hij zou een voucher krijgen voor dat weekend. Wij gingen er samen naar toe, want vrouwlief moest mee – inmiddels weten we dat dat is omdat de handtekening van één van het echtpaar niet voldoende bindend is. Maar toen we met kinderen en al binnenkwamen schrokken ze even. Na een uur lang mee te hebben gedaan aan een vraag- en antwoordspelletje hadden de kinderen het hélemáál gehad (en wij ook) ... dus zijn we zomaar opgestaan en weggelopen. De eerst zo aardige juffrouw gilde ons na dat we zéér mal-educados waren – de kinderen hebben het er nóg over.

Al die ervaringen hebben me het een en ander geleerd en ik ga u twee welgemeende adviezen geven: ten eerste: vertrouw nooit de telefoon als die om pak-em-beet tussen 19.00 en 20.00 uur rinkelt en ten tweede: gooi uw “buitenlandse charmes” in de strijd. Vergeet alle lessen, vergeet de uren die u hebt geoefend op uw mooie uitspraak en vergeet uw goede manieren. Roep een paar keer “Wáááát?? Kee???? Nou komprendo, spiek inglies?”. Dát werkt, ze hangen zo op.

Maar nu ik er zo over nadenk, misschien wordt u wel nooit gebeld ... het lijkt me dat de call-girls en –boys zich wel twee keer bedenken voordat ze een “Gijsbertus Huisman”, een “Tiemen van Coevoorden” of een “Harrie van der Hoogeduijnen” gaan bellen.

Eens kijken of ik de telefoon niet op míjn naam kan laten zetten ...

Um abraço, Karolien

Geheugentraining

Taal bestaat uit een heleboel verschillende elementen. Een heel belangrijk element zijn natuurlijk de woorden die we gebruiken om zaken uit de werkelijkheid te benoemen, de zelfstandig naamwoorden. Als een kind begint met het gebruik van taal, zal het losse dingen benoemen (te beginnen natuurlijk – meestal - met mama en papa). Door constante herhaling en feed-back van de omgeving zal het kind zich snel heel veel woorden eigen maken en ze op de juiste manier inzetten. Maar ja, een kind heeft dan ook niet veel afleiding bij deze taak (hij hoeft geen brood op de plank te brengen, geen lastige klanten aan de telefoon te woord te staan en niet op zoek te gaan naar een goede verzekering voor zijn auto, om zo maar een paar dingen te noemen) en kan zich volledig wijden aan zijn (taal)ontwikkelingswerk.

Een volwassene die een nieuwe taal wil leren, begint ook meestal met woorden. En je hebt al gauw héél veel woorden nodig, zoals u allemaal vast heel goed weet! Voor woorden die niet zo 1,2, 3 logisch “lijken”, is het verzinnen van ezelsbruggetjes een goede techniek. (Het Portugese woord voor ezelsbruggetjes is overigens “Mnemónica”, een woord dat ík alleen maar kan onthouden door aan mijn vroegere vriendinnetje Monica te denken die wel wat van een ezel had..., maar het woord is natuurlijk afgeleid van de Griekse Titaan van het geheugen, Mnemosyne).

Maar er zijn veel meer technieken die u kunt toepassen om te zorgen dat u zaken niet (zo snel) vergeet, en u kunt er in boeken en op het Internet een hele hoop vinden. Een ding hebben ze allemaal wel gemeen; als u iets niet wilt vergeten, moet u het herhalen, herhalen, herhalen.

Ik geef al sinds zo’n 20 jaar Portugees taalonderwijs aan mensen van allerlei leeftijden en achtergronden en ik houd mijn cursisten altijd voor dat ze hun hersens ervan moeten overtuigen dat de nieuwe informatie belangrijk genoeg is om te onthouden; Onze hersens zijn namelijk erg efficiënt! In het Boeddisme en Lamaïsme wordt het geheugen vergeleken met een enorme kast met planken en laden op verschillende niveaus die constant worden aangepast. Studenten moeten eindeloze rijen namen en feiten uit hun hoofd leren door ze in de "juiste" lade op te bergen zodat ze, als ze ernaar worden gevraagd, die lade weer kunnen openen om de informatie te reproduceren. Maar ja, dat soort concentratie en wil is in onze samenleving wat lastig op te brengen. En wat er dan gebeurt is dat onze hersens de informatie die al een tijdje ligt te verstoffen in een van de laden, snel wegmoffelt en naar kast nummer 26.230 linksachter in de hoek verplaatst, die we dan nooit meer terugvinden!

Dus is het belangrijk ervoor te zorgen dat u de informatie wél gebruikt en dat de laden niet te stoffig worden, en dat betekent dat we – om de Portugese taal te leren – constant situaties moeten opzoeken waarin we die taal tegenkomen en nodig hebben.

Taalonderwijs wordt meestal functioneel uitgesplitst in “spreken”, “luisteren”, “lezen” en “schrijven”. Zorg dus dat u al die taken in uw dagelijks leven verweeft. Dat kan heel leuk zijn hoor! Ik had een cursiste die haar hele huis vol hing met kaartjes en memootjes (zelfs op de rug van de echtgenoot had ze “o meu marido” geplakt ...) en een ander die het memory-spel namaakte met Nederlandse en Portugese woorden. En de WC blijkt een vruchtbare plaats voor rijtjes werkwoordsvervoegingen ... Portugese muziek beluisteren en de teksten meelezen en proberen te vertalen is natuurlijk ook heel leuk.

Als laatste tip kan ik u de verslaving aan een soapserie aanbevelen. Zorg dat de verslaving beperkt blijft tot één serie, anders zit u alleen nog maar binnen en kunt u de andere taalfuncties niet meer oefenen J! Kies een handig tijdstip en volg de soap die dan voorbij komt (pak niet per ongeluk een Braziliaanse, dat is toch weer net anders...). U zult zien hoeveel u leert – niet van de verhaallijnen zelf want die zijn juist zo heerlijk voorspelbaar - maar woorden, zinnen, uitdrukkingen. U hebt dan meteen weer een nieuw gespreksonderwerp voor een praatje met de buren en u pikt onderwijl ook nog heel wat culturele kennis op (zo weet ik nu pas dat chique mensen elkaar “tio” en “tia” (oom en tante) noemen en elkaar maar één zoen geven!). Ik hoop dat ik dat – als ik een chique persoon tegenkom - niet weer ben vergeten!

Um abraço, Karolien

foto van boekenkast

Ik, jij, u, jullie, …

Vorige week zat ik bij een vergadering van de oudercommissie op de school van mijn oudste. Er zat een groep van ongeveer 14 mensen bij elkaar die aardig (door elkaar heen) aan het vergaderen waren. Tot zover nieuw nieuws. Maar, als u zich die groep voorstelt op een Nederlandse school, allemaal betrokken ouders van kinderen op de basisschool, zo ongeveer allemaal in leeftijd variërend van 30 – 50 jaar oud, zouden de leden van die groep elkaar tutoyeren? Ik denk het wel (trouwens, ik weet het wel, nog niet zo heel lang geleden zat ik bij soortgelijke vergaderingen in Nederland...). Vandaag de dag is het zo dat in Nederland het inmiddels bijna not done is om iemand (zeker van je eigen leeftijd) met u aan te spreken.

En nu de groep hier in Portugal. Iedereen sprak elkaar aan met “o senhor” of “a senhora”, en hier en daar kwam er een “você” tussendoor. Alleen degenen die elkaar al langer kenden noemden elkaar “tu”. Tot zover ook niets nieuws, de aanspreekvormen hier zijn nu eenmaal anders en je noemt elkaar pas tu als daarover min of meer afspraken zijn gemaakt. MAAR, ik heb nog steeds absoluut niet door hoe dat werkt! U wel? (Sorry, misschien moet ik zeggen: jij wel?).

Terug naar de vergadering, want daar gebeurde iets wat mij deed opschrikken: bijna aan het eind zei een van de aanwezigen dat hij vond dat we elkaar met tu moesten aanspreken, om eenheid en vriendschap te bevorderen. Als argument werd meteen Spanje genoemd (voor veel zaken, kwalijk of niet, vormt “Spanje” een goed excuus), waar het heel normaal is je collega’s, leeftijdsgenoten, maar ook je baas en meerdere, met tu aan te spreken. De groep viel stil en ondanks dat niemand wilde zeggen dat hij/zij het een oneerbaar voorstel vond, voelde het wel zo. En er ontstond aan het einde ook meteen een tweedeling van tu-happers en você-vasthouders.

Nu is dit een probleem waaraan ik al veel denkuren heb besteed en waarover ik al vele gesprekken heb gevoerd met mijn Portugese vrienden en kennissen. En – gelukkig - iedereen vindt het verwarrend! Een vriend zei stellig dat als iemand je eerst met “a senhora” aanspreekt, je nooit een tu-relatie met die persoon zult krijgen. Maar dat klopt niet, ik heb een tu-vriendin die me eerst zo formeel aansprak.

Wat mij regelmatig overkomt is dat een você-iemand op een leuke middag die we gezamenlijk, met de kinderen enzo, ergens in een parkje doorbrengen, zogenaamd per ongeluk een keer de jij-vorm gebruikt en me dan een beetje vragend aankijkt. Ik hap natuurlijk toe en zeg, ja, laten we elkaar nu toch voortaan met tu aanspreken. Eind goed al goed. Maar nee, nu komt het ergste: De volgende dag stapt zo’n vriendin doodleuk weer over op você! Maar he, ho, dan pik ik het niet meer, eenmaal tu is altijd tu!

Ik denk dat ik maar een T-shirt ga maken met een leuke opdruk in de trant van: tu para sempre of eu e tu (grappig, lijkt net op de titel van een telenovela, zo’n soapserie).

Of ik ga emigreren naar Brazilië, daar is gewoon iedereen você, van de “presidentsjie” tot aan de “mulher dzjie dzjia”. Ik houd u op de hoogte!

Abraço, Karolien

Tolken in de rechtbank

Regelmatig word ik opgetrommeld door een rechtbank om tijdens een zitting op te treden als tolk. Soms bellen de rechtbanken helemaal niet eerst even netjes op, maar sturen ze me meteen een dagvaarding om ter zitting te verschijnen, waarna ik, als ik niet kan of wil gaan, er alleen met een goed excuus onderuit kan komen.
Maar goed, als het niet te ver uit de buurt is - ik word namelijk ook wel eens gebeld door rechtbanken in (excusez le mot) Cú de Judas, dat is de Portugese (ongekuiste) variant van Lutjebroek of Verweggistan – dan wil ik dat wel doen.
Ik weet bijna nooit van te voren om wat voor zaak het gaat, wie de “goeierik” is en wie de “slechterik”. Meestal ben ik ruim op tijd aanwezig maar ik houd me altijd afzijdig en stap niet snel op iemand af, ook om de “tegenpartij” niet de indruk te geven dat vriendjespolitiek aan de orde kan zijn. Een keer werd ik, tijdens de onderbreking van een lange zitting, door de Nederlandse getuige en diens advocaat uitgenodigd om mee te gaan eten. Dat kan lastig zijn, want de tegenpartij ziet mij dan toch meteen als lid van het vijandige kamp.
Rechters zijn meestal niet gewend aan de aanwezigheid van een tolk. In plaats van de vragen te richten aan de getuige c.q. verdachte, richten ze hun vragen aan mij. Dat levert komische situaties op. De rechter vraagt of ik zeker weet dat de getuige bedoelt dat meneer X tijdens het telefoontje met meneer Y niet heeft gehoord dat die met meneer Z had afgesproken dat ... volgt u het nog? Ik ook soms niet. Ik herhaal de vragen maar zo letterlijk mogelijk aan degene voor wie ik vertaal, dus ook of de getuige inderdaad “dat en dat” heeft gezegd en verder vertaal ik ook alle losse opmerkingen tussendoor aan mij gericht, zowel van de rechter of advocaat als van de verdachte of getuige zelf. Dat is de enige manier om ervoor te zorgen dat ik géén partij word bij de ondervraging. Ik praat, dus ik besta, maar ik doe níet mee!!
Sommige advocaten houden erg van negatieve vragen. Dan klinkt het: “weet u zeker dat u níet met hem daarover hebt gesproken?” Dan moet het antwoord “ja” zijn (dat weet ik zeker) maar vaker zegt de ondervraagde “nee” (dat heb ik zeker niet gedaan). En dat zorgt dan weer voor verwarring – die ik dan weer heen en weer moet vertalen. Een keer was ik zo dom om “Sim” te vertalen terwijl de ondervraagde “nee” zei in de hoop die verwarring te voorkomen; dat doe ik dus nooit meer!
Nu kan ik nog heel lang doorgaan over mijn belevenissen als tolk bij rechtzittingen (wat dacht u van het ter plekke notuleren van de akten door de rechter aan de griffier, aan de immer haperende video-ondervraging waarvoor ik vanuit Caldas da Rainha naar Benevente moest (toch wel 1,5 uur autorijden) terwijl de ondervraagde-op-afstand zich in de rechtbank van ... Caldas da Rainha bevond! En dan heb ik het nog niet gehad over de uitbetaling van mijn honoraria die soms jaren op zich laat wachten – en dat is niet overdreven!), maar goed, daarover een andere keer wellicht meer!
Voor nu, um abraço, Karolien

Hier en daar en overal

Toen we nog in Nederland woonden en met onze kinderen (nu inmiddels 9 en 12) naar Sesamstraat keken, heb ik dubbel gelegen om de aflevering waarin Ernie radeloos probeert uit te leggen wat het verschil is tussen “hier” en “daar”. U kunt zich er wel wat bij voorstellen...

In het Nederlands wordt de wereld ingedeeld in twee concepten; Alles wat niet hier is, is daar. In het Portugese begrippenkader wordt een hele dimensie toegevoegd, de wereld wordt ingedeeld in drie plekken. Aqui is de ruimte bij mij in de buurt en ali is níet bij mij in de buurt. Maar er bestaat nog , en dat begrip introduceert “de ander” in het hele verhaal. Het betekent namelijk: daar waar het niet bij mij in de buurt is, maar wel bij jou in de buurt, oftewel “daar voor mij en hier voor jou”. Als je aan iemand vraagt wáár iets is en het antwoord is: , dan hoef je dus niet ver te zoeken.

Er is nog een heel ander vakgebied waarop in Portugal de wereld ook wordt ingedeeld in drie dimensies, waar Nederland er maar twee kent; het huwelijk en met name het huwelijksgoederenrecht. Voor de Nederlandse wet kun je trouwen in algehele gemeenschap van goederen of op huwelijksvoorwaarden. Als er bij het huwelijk geen voorwaarden worden opgesteld (bij notariële akte), dan wordt het een huwelijk in algehele gemeenschap gesloten en zijn alle goederen die de echtgenoten voor en tijdens het huwelijk bezitten, van beiden.

In het Portugese rechtssysteem bestaan er (u raadt het al) drie basisprincipes: comunhão geral de bens, comunhão de adquiridos en separação de bens. Het eerste principe is gelijk aan de algehele gemeenschap van goederen en het laatste betekent dat er geen gemeenschap van goederen is. Voor beide principes is het nodig huwelijksvoorwaarden op te stellen. De tussenvorm, comunhão de adquiridos, oftewel "gemeenschap van aanwinsten", betekent dat alle goederen die tijdens het huwelijk worden verkregen gemeenschappelijk bezit zijn en dat alle goederen die men daarvóór bezat, exclusief toebehoren aan de desbetreffende echtgenoot. En dát is het regime dat geldt als er geen convenção antenupcial is (huwelijksvoorwaarden).

Dus als u op een akte moet vermelden met wie u bent gehuwd en in welk regime, dan moet u er rekening mee houden dat “gewoon, zonder voorwaarden” hier dus heel wat anders betekent! Ik maak bij het vertalen dan ook meestal een voetnoot waarin ik specifiek uitleg welk regime er geldt en of daarvoor huwelijksvoorwaarden zijn opgesteld.

Ik vraag me één ding af: Hoe zou Ernie dat uitleggen?

Um abraço, Karolien

Uit de vertaalpraktijk

Sinds ruim 15 jaar werk ik als beëdigd vertaalster Portugees – Nederlands en vice versa aan heel uiteenlopende projecten, eerst in Nederland en nu sinds bijna zeven jaar vanuit Caldas da Rainha.

Als vertaler moet je natuurlijk twee talen héél goed beheersen, maar dat is niet genoeg. Aangezien ik heel veel teksten vertaal met een juridische strekking (denk aan allerlei contracten en overeenkomsten, processtukken, maar ook persoonlijke documenten zoals testamenten, huwelijksvoorwaarden, uittreksels uit de Burgerlijke Stand enzovoorts, enzovoorts) moet – en wil - ik eigenlijk overal wát van weten.

“Letterlijk vertalen wat er staat” kan natuurlijk niet zomaar, daarvoor zijn de regels en conventies vaak te verschillend. En wat bij het ene document vertaald kan worden met “zus”, heeft in een andere situatie opeens “zo” nodig.

Klanten vragen me vaak of een document dat hij of zij ter vertaling aanbiedt goed is, of het genoeg is, of hij/zij daarmee het gewenste doel zal bereiken. Meestal heb ik daarover wel een palpite (gevoel) maar ik leg dan uit dat ik nooit verantwoording kan nemen voor de inhoud van een document en dat de klant zelf goed moet navragen bij de instantie waar de vertaling aangeboden gaat worden, of het inderdaad dáárom gaat.

In dit blog wil ik u graag meer vertellen over mijn veelzijdige beroep en u deelgenoot maken van allerlei – soms vreemde en grappige - situaties die ik tegenkom!

Voor nu, um abraço, Karolien